357
beteringen. Ik zal dat niet doen, maar liever een anderen weg vol
gen. Ik zal namelijk eenige persoonlijke herinneringen opdiepen uit
het begin van mijn ambtelijke loopbaan, herinneringen die gelukkig
nog geen 50, doch „slechts" 38 jaar teruggaan.
Als piepjong adspirant werd ik geplaatst aan een vrij groot kan
toor in Noord-Holland. Er waren 4 Landmeters van middelbaren
leeftijd. En het eerste, dat ik uit hun onderlinge gesprekken op
maakte, was, dat ze een gemeenschappelijken, ambtelijken erfvijand
hadden, namelijk den Controleur der Grondbelasting, die, tot over
maat van smart, toen nog Controleur van het Kadaster heette. Deze
Controleur, persoonlijk een charmant mensch, bekeek (evenals des
tijds alle Controleurs) het Kadaster uitsluitend van grondbelasting
standpunt en eischte onverbiddelijk opmeting van alle, ook de ge
ringste, stichtingen, bijbouwen en sloopingen. Dit voortdurend op
meten en weer van de kaart doen verdwijnen van alle mogelijke en
onmogelijke schuren en schuurtjes, kippenhokken, geitenstallen,
varkenskotten, tuinhuisjes, enz. enz., dat wel bijna de helft van den
tijd in beslag nam, was kortweg een nagel aan de doodkist van de
Landmeters. Diep overtuigd van het onnutte, het oneconomische,
het dwaze van dien arbeid, bonden zij keer op keer den strijd met
hun ambtelijken erfvijand aan. Deze behoorde evenwel tot een ander
dienstvak, namelijk dat der Dir. Bel., Inv. en Acc. En het was toen
al met den Belastingdienst beter eten dan vechten! Ondanks hard-
nekkigen strijd, moesten de Landmeters geregeld het onderspit
delven!
Vooral de Landmeter, aan wien ik was toegevoegd, en wiens
ernst, bekwaamheid en dienstijver nog steeds in eerbiedige herinne
ring bij mij voortleven, ergerde zich bovenmate aan al dat onnutte
knutselwerk. Het was hem een verademing, toen er groot werk aan
den winkel kwam, waarbij getrianguleerd en gepolygoneerd moest
worden. Een moeilijkheid was, dat geen hoekmeetinstrument ter
beschikking stond. Mijn Landmeter wist zich evenwel te redden.
Door een toeval ontdekte hij op de oudroestmarkt een oud astrola
bium, waarvan de rand nog in tamelijk goeden doen scheen. Voor
een zacht prijsje werd hij er eigenaar van. De driepoot, door hoogen
ouderdom wat wankel, werd versterkt, het instrument zoo goed
mogelijk geregeld, en trotsch togen wij aan den arbeid. Op een
goeden dag, ijverig viseerende, viel ik bijna achterover van schrik,
toen zich, in den kijker, een afzichtelijk monster aan de kruisdraden