358
omhoog heesch! En toch, men moge het gelooven of niet, waren de
resultaten van onze hoekmetingen nog zoo slecht niet!
Niet alleen met het instrumentarium, ook met de voorschriften
was het toen nog zonderling gesteld. Laat ik U even mogen voor
lezen het volledige complex van technische voorschriften, dat des
tijds in de Instructie-Kadaster voorkwam:
,,art. 141: De driehoeksmeting geschiedt in den regel twee-
ledig. Vooreerst door een net van driehoeken, waarvan de
„zijden zooveel mogelijk een gemiddelde lengte hebben van
„2000 M„ en ten andere door een net van kleinere driehoe-
„ken ten dienste van de perceelmeting. Laatstgenoemde drie
hoeken worden verbonden aan de hoofddriehoeken. (En
„dan volgde deze kostbare aanduiding:) Hun getal wordt
„niet te groot of te klein genomen.
„art. 142: De basis wordt tenminste tweemaal, telkens in
„tegenovergestelde rigting, gemeten. Bij die meting wordt
„de ketting zooveel mogelijk waterpas gehouden.
„art. 143: De hoeken worden zooveel mogelijk alle afge
zien, en de voor de perceelmeting bruikbare zijden ge-
„meten."
Dat was alles! Hiermee moesten we het maar doen!
Intusschen wisten wij jongeren ons ook in dat opzicht te redden.
Wat het Vaderland ons onthield, leenden we bij onze Oostelijke
buren. De voortreffelijke Pruisische technische voorschriften waren
ons richtsnoer. Met de dierbare Anweisung IX stonden we op en
gingen we naar bed!
Overbodig te zeggen, dat een I. K„ die de veelhoeksmeting nog
niet kende en vereffeningen blijkbaar overbodig achtte, eveneens
suprème minachting had voor vereffenings- en berekeningsformu
lieren. Die bestonden eenvoudig hier te lande nog niet. En zoo be
stelden wij dan maar weer Duitsche, die bekende rose formulieren,
waarvan er, tot eeuwige schande van den Nederlandschen kadastra-
len dienst, stapels in onze archieven te vinden zijn.
Toch had te zelfder tijd een Nederlandsch Hoogleeraar in de
geodesie zich een wereldnaam verworven. En op het verzoek van ons
jongeren om in de buurt van Delft geplaatst te worden, ten einde
de colleges van dien geleerde te kunnen volgen, werd gewoonlijk
goedgunstig beschikt.