367 reeds gestadig aan gewerkt; dat er meer systematisch en vlugger aan zou kunnen worden gewerkt, behoeft geen betoog en hier ligt een taak, die K. en L. in de eerste plaats zal kunnen aanvatten. Het Kadaster zal te allen tijde met nauwkeurigheid de grenzen der perceelen moeten kunnen reproduceeren, uitgaande van meetcijfers, die verzameld zijn op het oogenblik, dat de betrokken grens als eigendomsgrens ontstond of werd erkend. Moeilijkheden zullen daarbij voortspruiten uit het ongecontroleerde gebruik van cultuurperceelen en uit de onzichtbare grenzen. Om het eerste euvel, reeds door De Korver genoemd „den ergsten kanker van het Kadaster", te bestrijden, staan een drietal wegen open en wel: 1. het vereenigen van alle cultuurperceelen tot eigendomscomplexen; 2. een meting vóór elke transactie, al dan niet met opmaking van meetbrieven; 3. behoud van den tegenwoordigen toestand met ambtshalve terreinsonderzoek vóór of na de transactie. Stelselmatig streven naar de eerste oplossing zal vermoedelijk afstuiten op be zwaren van het Hoofdbestuur, zooals wel uit verschillende aanschrijvingen blijkt. Tegen de tweede oplossing kunnen bij de belanghebbenden financieele bezwa ren blijken te bestaan, hoewel mogelijk de tegenwoordige landmeetkundige toe stand met het werkzaam zijn van particuliere civiellandmeters nieuwe gezichts punten zou kunnen openen. De weg, aangeduid in punt 3, is geenszins nieuw, o.a. Van der Linden van Sprankhuizen heeft daarvoor reeds in 1916 een krachtig pleidooi ge houden in ons tijdschrift. Het schijnt mij toe, dat onze vereeniging, gezien de nieuwe opvattingen, krach tig er naar moet streven, iets in die richting te bereiken, om daardoor te komen tot redelijke toestanden op het gebied van de zekerheid van den grondeigendom. De wet dwingt kadastrale aanduidingen te gebruiken. De Staat neme daarte genover de verplichting op zich om de, uit dat gebruik voortspruitende fouten te herstellen, want hier kunnen, ondanks alle zorgvuldigheid van notaris en partijen, fouten worden gemaakt, die alleen door een terreinopneming door den landmeter van het Kadaster kunnen worden voorkomen, opgespoord en hersteld, zooals nu bij gedeeltelijke perceelen. Wij hebben allen wel gelegenheid gehad te kunnen constateeren, dat zichtbare grenzen als slooten, heggen, hekken, muren, steenen, jarenlang hun juiste plaats behouden, omdat de zichtbaarheid usurpatie door één der belendende eigenaren bemoeilijkt. In de laatste jaren wordt, vooral in de zandstreken, aan grensafpaling steeds meer gedaan. Het blijkt, dat bij juiste voorlichting van het publiek, dit zelf op deze afpaling prijs gaat stellen en het groote belang er van terdege inziet. Ook langs dezen weg is bij systematisch werken en propageeren nog veel te bereiken ter vergrooting van de rechtszekerheid, terwijl daarnaast aangedrongen zou kunnen worden op wettelijke regeling dezer materie. Met deze drie punten technische grondslag repressief toezicht cultuur perceelen blijvende verzekering van de grenzen is een beknopt werkpro-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1934 | | pagina 375