372 dergelijk examen uit tot de eventueele reorganisatie der Vereeniging en het probleem van den civiel-landmeter geregeld zijn. De Voorzitter betuigt aan de Commissie den warmen dank der Vereeniging voor het vele en goede werk, door haar verricht. Het rapport der Commissie is met bekwamen spoed samengesteld en verdient groote waardeering. Spr. protesteert ten stelligste tegen de in sommige afdeelingen geuite meening, dat de behandeling dezer zaak in de vorige algemeene vergadering niet voldoende serieus zou zijn geweest en niet voldoende voorbereid. Hij verwijst naar de arti kelen over deze kwestie in het H. O.; ook zijn de afdeelingen in de gelegenheid geweest vóór de vorige jaarvergadering hierover te beraadslagen. Vast staat, dat de algemeene vergadering verleden jaar de wenschelijkheid van het instellen van een dergelijk examen heeft uitgesproken en spr. is overtuigd, dat te zijner tijd de behoefte aan dit examen zal blijken te bestaan. Het Bestuur meent echter, dat de beslissing met het oog op andere zaken moet worden uitgesteld, zooals in ons voorstel, (punt g4) wordt gezegd. De heer Fortuin sluit zich aan bij hetgeen door den Voorzitter is gezegd over de behandeling van het rapport in de afdeelingen. Spr. zegt, dat het gaat over een beslissing in positieve of in negatieve rich ting en hij waarschuwt tegen het laatste. In verschillende afdeelingen is gezegd, dat het Kadaster geen belang heeft bij dit examen. Spr. bestrijdt dit en betoogt, dat dit examen integendeel van het grootst mogelijke belang is voor het Kadaster. Het meten door landmeetkundige assistenten is nog slechts in een beginstadium en zal zich zeker uitbreiden. Samenwerking met het Kadaster is hierbij absoluut noodzakelijk. Het Kadaster moet daarbij weten, met wie het te maken heeft. En daarvoor is noodig een exa men, liefst van overheidswege, maar desnoods ingesteld door K. en L. De heer Scheffer heeft met veel genoegen uit de besprekingen in de af deelingen mogen constateeren, dat aan de civiel-landmeters een goed hart wordt toegedragen door de landmeters van het Kadaster. Wat het meten door assistenten betreft, sluit hij zich aan bij hetgeen de heer Fortuin daarover zei. Hij meent echter, dat het oogenblik voor het instellen van een examen thans minder gunstig is, maar in de toekomst zal daar zeker behoefte aan blijken te be staan. De Voorzitter brengt vervolgens in stemming punt g2: het voorstel der afdee- ling Breda. Dit wordt met groote meerderheid verworpen. De motie der afd. Groningen-Drenthe (punt g3) wordt eveneens verworpen. De Voorzitter vraagt hierna, of de afdeeling Arnhem bereid is haar voorstel in te trekken ten gunste van het bestuursvoorstel. De heer J. H. P i e t e r s ziet weinig verschil tusschen beide voorstellen, alleen acht hij de motie-Arnhem iets voorzichtiger dan het voorstel van het bestuur. Het voorstel-Arnhem lijkt hem daarom beter en hij verzoekt het bestuur, zijn voor stel te willen intrekken ten gunste van de motie-Arnhem. De heer J. H. Sanders ondersteunt namens de afdeeling Utrecht het voor-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1934 | | pagina 380