378 Literatuuroverzicht (Boekbespreking). Dr. Erich Kamke. Einführung in die 'Wahrscheinlichkeitstheorie. VII 182 biz., 15X23 cm. Verlag S. Hirzel, Leipzig. 1932 RM. 10.~. „Door de ontwikkeling, die de physica de laatste jaren heeft ondergaan, is de waarschijnlijkheidsrekening van onverwachte beteekenis geworden. Vroeger heerschte de meening, dat het bij voldoende verfijning van de meetinstrumenten wel is waar misschien in de praktijk niet uitvoerbaar, maar principieel denkbaar is, den toestand van een lichaam (bv.: vorm, temperatuur, electrischen toestand, enz.) met willekeurige nauwkeurigheid te beschrijven, en dat het natuurkundige ge beuren door de wet van oorzaak en gevolg met absolute zekerheid geregeld werd. In tegenstelling hiermee bestaat tegenwoordig bij de natuurkundigen de over tuiging, dat dit alles om principieele redenen niet denkbaar is en dat de physische wetten slechts het karakter van waarschijnlijkheidsbeweringen hebben. Terwijl bij het optreden der relativiteitstheorie de door de natuurkundigen be- noodigde meetkunden van euclidische en niet-euclidische ruimten van drie en meer dimensies in de wiskunde reeds tot een hoogen graad van volkomenheid ontwik keld waren, is de wiskunde met betrekking tot de waarschijnlijkheidsrekening niet in zoon gunstige positie. Tegen de fundeering van de waarschijnlijkheidsrekening in de leerboeken kunnen ernstige bedenkingen worden ingebracht. Er ontbreken vele voor den opbouw noodige zaken en de draagwijdte van de afgeleide stellingen wordt meestal overschat. Bij de groote principieele beteekenis, die de waarschijn lijkheidsrekening gekregen heeft, is echter een correcte en duidelijke opbouw van deze theorie als een in zichzelf gesloten mathematische theorie even noodzakelijk als dit bv. bij de meetkunde het geval is en bij deze reeds lang als noodzakelijk 'erkend en van geen enkele zijde bestreden is." Het bovenstaande, dat uit de voorrede van den schrijver is overgenomen, laat geen twijfel over omtrent de bedoeling van het werk. Het begrip waarschijnlijk heid wordt hier als volgt gedefinieerd. Schrijver gaat uit van een gebeurtenissen- reeks (een G-reeks): G G,Gj, G3 Hieronder kan men bv. verstaan de worpen met een dobbelsteen. De G-reeks wordt oneindig voortloopend gedacht. In verband met de G-reeks worden kenmerken (k) beschouwd, die deze eigen schap hebben, dat het op ondubbelzinnige wijze uit te maken is of aan een zekere gebeurtenis Gn van een G-reeks het kenmerk k toekomt of niet. Bij een G-reeks wordt onder de frequentie Fn (G, kl verstaan het aantal der onder de eerste n gebeurtenissen aanwezige, die het kenmerk k bezitten. Het quotient n is de relatieve frequentie.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1934 | | pagina 386