38 De invoering van de symbolen geeft derhalve een belangrijke vereenvoudiging. De symbolen hebben echter een eigenschap, die de invoering er van nog meer motiveert. Men mag nl. met de symbolen rekenen alsof het algebraïsche grootheden waren, m. a. w. een aantal der gewone rekenregels van de algebra mogen op de symbolen worden toegepast. Deze regels zijn die der op telling en vermenigvuldiging. Allereerst is duidelijk, dat Qx Qy Qy Qx, immers Qxy— Qyx. Verder hebben we gezien, dat (2) mag uitgewerkt worden volgens de regels van het berekenen van een product van 2 sommen van algebraïsche grootheden. Zoowel dus ten aanzien van de commutatieve eigenschap der vermenig vuldiging (a b b a) als ten aanzien van de distributieve eigen schap (a (b c) ab ac) bestaat overeenstemming met de rekenregels voor algebraïsche grootheden. Zooals bekend geeft (1) of (2) de voortplantingswet der fouten voor het geval, dat de veranderlijken „afhankelijk" zijn in den zin der foutentheorie. Deze afhankelijkheid komt tot uitdrukking in de termen met Qxy, Qxz en Qyz. Zijn deze alle drie nul, dan gaat deze algemeene wet over in de bijzondere, waarin slechts kwadratische termen optreden. Wij zullen thans een paar eenvoudige voorbeelden geven, a. Zij R F (x). Men heeft dan M2R 11 F|2 M2 d x ofr Qrr m2= Qvv m2 \d x Men zal dus als volgt mogen „rekenen": Qi=Q|w=(jf)!Qi b.v. R sin 9? Qr QLv cos2 <p Q2 b. R ax by (a en b constant). 0| Qf., w<Q„ <V(a Q. b Q Wil men het resultaat niet symbolisch schrijven: QRR a2Qxx-j-2abQxy b2Qyy.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1934 | | pagina 38