IV
4
P' 1 1 1
1
1
P
LpJ
Willen wij nu berekenen Qn (het „Q"-getal in den vereffenden
doek «i), dan is: li 1, 12 0 en 13 0. Bedenken wij verder,
dat ai=a2 a3 l, dan kunnen wij schrijven, na eliminatie
van L:
11,11
1
P>/
Qll T
pi P2 P3
Zoo wordt eveneens:
Pl P2 Pi P3 P3 P2
Dl P2 p3
1 1
Pl
P2 P3
Pl P2 p3
Ql2 0
Samenvattende hebben wij derhalve, als k een evenredigheids-
factor is:
Qn k (p2 P3); Q22 k (pi p3); Q33 k (pi P2);
Q23 k pi Q,3 k P2 Q12 k p3.
Vergelijken wij nu deze resultaten met die, welke verkregen
waren bij de richtingsmetingen, dan zien we dadelijk, dat dezelfde
verhouding der „Q"-getallen zal ontstaan indien:
1.1.1
Pi P2 P3
9i 92 g3
Met deze gewichtsverdeelingen zijn de beide vraagstukken
geheel gelijkwaardig, wat de onderlinge verhouding van de nauw
keurigheid der uitkomsten betreft.
Probleem n°. 13. Bij de indirecte afstandsmeting wordt de
afstand 1 uit de aflezing p op de baak gevonden uit
1 Ap -j~ B.
Om de constanten A en B te bepalen, worden eenige bekende
afstanden nagemeten. Indien het aantal dezer afstanden grooter
is dan twee, moeten A en B uit een vereffeningsvraagstuk worden
gevonden. De aflezingen p moeten dan worden gecorrigeerd.
Men heeft dus een aantal vergelijkingen van den vorm
li A (pi vi) B (i 12 n)
Deze foutenvergelijkingen zijn, als men v; oplost:
B
A
Vi
Pi,