58 Dat zou dan worden een algemeen „Geodetisch bureau" (Ver- messungswesen) Deze gedachte is niet nieuw. Zij is reeds grootendeels ontwikkeld in afl. 2, jaarg. 1900 van dit Tijdschrift in een artikel, geschreven door het toenmalig bestuur (Hoffmann, De Haan en De Vos) naar aanleiding van de Woningwet 1901. Daarin stelde men de slechte kadastrale kaarten in het licht als basis voor uitbreidingsplannen en het ontwikkelde „Geodetisch bu reau" werd genoemd: een nieuwe tak van Staatsdienst, op wien de taak rust, alle vereischte geodetisch-kultuurtechnische gegevens te ver schaffen." Daarna heeft men bij ons gezwegen over de Woningwet tot ein delijk in 1920 de Heer W. S m i t J r. zijn baanbrekend artikel naar aanleiding van die wet schreef (blz. 125/138 jaarg. 1920 van dit Tijdschrift) en in 1931 Prof. Ir. W. Schermerhorn zijn wel zeer verhelderende rede hield, opgenomen op blz. 149/165 jaargang 1931 van dit Tijdschrift. Thans moeten wij nog beginnen te strijden voor het verschaffen van de noodige gegevens voor de Woningwet, hetzij door het Ka daster zelf, hetzij door de civiel-landmeters, doch dan in nauwe sa menwerking met het Kadaster. Ik zei, wij hebben het getij laten verloopen. Ik zal het U bewijzen. Is het niet meer dan bedroevend, dat een burgemeester, die ruim 20 jaar in dezelfde gemeente was, tegen een collega moest zeggen: ,,U bent de eerste landmeter, met wien ik werkelijk kennis maak; U heeft ons pas uitgelegd, wat het Kadaster eigenlijk is en welke waarde wij aan de tegenwoordige plans moeten hechten; U bent de eerste, die ons technische adviezen wil geven". Wij waren onbekend, men kende en waardeerde ons niet. Is het dus te verwonderen, dat de gemeentebesturen, toen zij uit breidingsplannen moesten maken, niet wisten, waar zij ze vandaan moesten halen en aanklopten daar, waar zij o.i. niet zijn moesten. Is het eveneens te verwonderen, dat de hoogere belastingambte naren, waaronder wij ressorteeren, een oogenblik van meening wa ren (zooals ik tenminste heb hooren beweren), dat die groote nauwkeurigheid bij ons toch overdreven was, niemand vroeg er om. Zeer juist, wie vroeg er openlijk om? Dat gaf bij ons een lichte paniekstemming, die vergroot werd

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1934 | | pagina 58