92
AFDEELING IV. CONCLUSIE.
Op grond van ons onderzoek naar de uitvoerbaarheid, welke
zonder onoverkomelijke bezwaren aanwezig bleek te zijn en van het
resultaat der enquête, waaruit viel op te maken, dat er reeds belang
stelling voor het examen bestaat en dat er op medewerking van be
langhebbende diensten en instellingen is te rekenen, meenen wij de
bestaansmogelijkheid van een examen voor landmeetkundige assis
tenten volgens ons ontwerp overtuigend te hebben aangetoond.
Mocht tot instelling besloten worden, dan geven wij in overwe
ging, omdat de belangstelling nu eenmaal is gewekt en gaande ge
houden moet worden, het eerste examen in Juli of Augustus 1935
af te nemen, waarvoor dan, overeenkomstig hetgeen wij in Afdee-
ling II onder „Programma" hebben opgemerkt, het programma vóór
het einde van 1934 gepubliceerd zou moeten worden in verschillende
technische en gemeentelijke periodieken. Aan dit examen kunnen
dan alleen meedoen, op grond van de eischen betreffende praktijk-
tijd, personen, die reeds in de praktijk werkzaam zijn op het oogen-
blik van de publicatie, zoodat de toeloop direct niet al te groot
zal zijn.
Het komt ons gewenscht voor, dat tegelijk met de publicatie van
het programma, de samenstelling van de examencommissie wordt
medegedeeld, opdat eventueele gegadigden weten, tot welke in
stantie zij zich voor nadere inlichtingen te wenden hebben.
Aldus vastgesteld te Delft, den 17 Maart 1934.
Bijlage A.
FORTUIN, Voorzitter.
EISENGA,
HARKINK, Secretaris.
In de Algemeene Vergadering van de Vereeniging voor Kadaster en Land
meetkunde, gehouden te Amsterdam op 4 en 5 September 1933, werd de wensche-
lijkheid uitgesproken tot het instellen van een examen voor technici, die zich de
beoefening van de landmeetkunde tot taak zien gesteld, zonder dat hiervoor de
universitaire opleiding, zooals deze voor dezen tak van wetenschap hier te lande
bestaat, noodig of wenschelijk wordt geacht.
De vergadering grondde dezen wensch op de meening, dat door verschillende
diensten en instellingen in toenemende mate behoefte wordt gevoeld aan perso
neel, dat, grondig op de hoogte zijnde van de praktijk van de lagere landmeet
kunde, in staat is, zoo noodig onder meer geschoolde leiding, zijn taak te ver
vullen naar de eischen, die de wetenschap momenteel in het algemeen stelt. Voorts
werd hierbij gedacht aan de coördinatie, die naar zich laat aanzien in de
toekomst steeds meer door de verschillende instellingen zal worden nagestreefd