10
Ook mr. P. R. Hoorweg wijdt aan deze zaak een artikel in het jongste
Jaarboekje van de Vereeniging van Directeuren van Hypotheekbanken
(20e jg.).
Beide schrijvers komen tot de slotsom, dat door de overschrijving van het raads
besluit tot vervallen verklaring van het erfpachtsrecht, het tenietgaan der hypo
theken voldoende is bekend gemaakt.
Reepmaker is het eens met A d r i a n i, dat nu de bewaarder een bewijs
van onbezwaardheid van het nieuwuitgegeven erfpachtsrecht moet afgeven.
Hoorweg is van meening, dat de bewaarder „desnoods'' zijn verklaring kan
voorzien van een aanteekening welke inschrijvingen nog openstaan op het „vroe
gere erfpachtsrecht, hoewel zij „de jure zijn tenietgegaan. Ook voor zoover zij
drukken op den „opstal" zijn zij rechtens als niet meer bestaande aan te merken;
hier echter acht de schrijver wel een doorhaling noodig, alvorens de bewaarder
eeni5êwijs~van onbezwaardheid zou mogen afgeven, omdat hier nog hetzelfde
object aanwezig is.
Wij blijven nog steeds van meening, dat de bewaarder zonder doorhaling dit
bewijs niet mag afgeven. Nu zoovele gemeenten gronden in erfpacht uitgeven
voor het bouwen van huizen, achten wij het van belang, dat ter zake eens een
beslissing in hoogste instantie wordt uitgelokt, gelet op de uiteenloopende con
clusies van de verschillende schrijvers.
In het Tijdschrift voor het Kadaster in Ned. Indië (jg. 1934 nos. 1 en 2) wijdt
Plasman eenige beschouwingen aan het delimitatievraagstuk daar te lande.
Mutatis mutandis kon het artikel geschreven zijn door een landmeter van het
kadaster in Nederland. Zoo daar als hier blijkt, dat een goede technische vast-
legging der opgenomen grenzen het allereerst noodige is. Die technische volko
menheid is zonder wettelijke maatregelen te bereiken. Of er een „wettelijk" ver
moeden zal bestaan, blijkende uit een proces-verbaal van grensregeling, dat die
grens inderdaad door partijen is overeengekomen, is alleen van processueel belang.
Primair zijn onwraakbare cijfergegevens, die te allen tijde met onverzwakte nauw
keurigheid op het terrein weer zijn uit te zetten. Is dat stadium eenmaal bereikt,
en eiken dag kan dit einddoel een stap naderbij worden gekomen, dan verstomt,
zié Bazel, het geroep om juridische vastlegging.
Het Journal des Géomètres-Experts Frangais van September 1934 bevat een
zeer lezenswaardige bijdrage, getiteld: „Vieux Cadastre de la Savoie".
De schrijver (Redoux) legt hierin vast, wat hij gevonden heeft bij het be-
studeeren van archiefmateriaal en komt tot verschillende uitspraken omtrent de
groote waarde van dit kadaster, dat vervaardigd is in de jaren 1728 tot en met
1738. De slotconclusie: „Geen goed kadaster of het moet gegrond zijn op een
contradictoire delimitatie der eigendomsgrenzen", benevens hetgeen omtrent de
jurisprudentie wordt medegedeeld, geven een hoogen dunk van deze oude kaar
ten en registers. Bij de lezing wordt men getroffen door de overeenstemming tus-
schen de wijze van totstandkomen van dit en van ons kadaster.
De mededeeling over den notaris, die met de landmeters te velde ging om alle
akten te maken, die in authentieken vorm moesten blijven bewaard, is niet zoo
duidelijk, dat er al of niet uit blijkt of de grensaanwijzing in een authentieke akte
werd vastgelegd.
De bijhouding van dit Savoyaardsche kadaster vertoont een merkwaardigheid.