114
Analoog met de ontwikkeling van den eersten term van (6) krijgt
men dus bij overgang op middelbare fouten voor de eerste twee
termen:
7»- ("AolT.lK'E-a <U>
De analogie strekt zich niet uit tot den derden en den vierden
term, omdat deze onderling niet onafhankelijk zijn; ze bezitten n.l.
als gemeenschappelijke grootheid de over de hoeken ingedeelde
sluitfout.
Hier zal dus eerst moeten worden teruggegrepen tot de ware
hoekfouten. Evenals bij de uitwerking van den tweeden term van
(6) krijgt men dan voor den derden term:
~t~ e (%1 n P"^"""I"£TN n)I
Een soortgelijke vorm voor den vierden term wordt direct ge
vonden, door het rangnummer P te vervangen door N P 1,
waardoor e wordt:
(N P - 1) (N P)
2 N
(N - P 1) (N - P)
stel e', terwijl e' overgaat in:
stel ei
2 N
Men vindt dus:
P J
Sommeering levert voor derde èn vierde term:
n- 1S I (£+n~p e')£TN+i (e- 1+„~e')fT1N 2
(e' ^pe') £Tin+p S
n^^l S (&1 ^p— 1 e VT1 N N (ei 1 +^ZTl e ST, N +N-1
(ei 1 P e' fT n p+ 11
n J S I e N 1 ~i~ (e 1£T( N 2 ~i~ (e 1N P - 1 ~l~
n S 1 ei £TjN N (el 1) fTjN N- l"!-"* ~Hel l)sT] N P+ 1
ei eTN p -f- N p j -f- £Ti n 1) i