124
Tenslotte nog:
[i]?Sïf-i ^jïrn N 2 N-P+l i rT
I 1 2 P 1 jrT 1 erT e rT 1
Men vindt dus:
lp s I d' r, (d t1 d' r2) (d r2 d r3)
(d rT_1 4- d rT) (e tt e' rT 1) s j (d -j~ d) r, -f-
(d d) r2 (d' d) rT_1 4 (d 4-e) rT trT i\
°f lp—31 Nrj Nr24"N rT j 4 (d 4-e) rT e' rT 1 i (24)
Teneinde den invloed van de fouten der tusschenazimuths op het
eindpunt van den trek na te gaan, stelle men T t, P 1, dus
e 0:
vjE s N rt 4 N 4-N rt_t rt j.
Uit deze formule kan reeds een zeer belangrijke conclusie worden
getrokken. Van alle tusschenazimuths, uitgezonderd het laatste,
blijkt de invloed van hun onnauwkeurigheid gelijk te zijn. Er is dus
feitelijk geen reden de tusschenazimuths met verschillende nauw
keurigheid te meten.
Stellen we dus van alle tusschenazimuths de middelbare fout ge
lijk p, dan wordt uit formule (24) de volgende uitdrukking voor
de middelbare zijdelingsche afwijking van een willekeurig punt af
geleid:
Q! s l/(T l)N2+(d' e)2 e'2 (25)
P
Deze formule geldt niet voor T 0; de afleiding voor dit geval
verloopt eenvoudig, als men in (24) T 0 substitueert en de groot
heden r met indices 0 gelijk nul stelt.
Men krijgt dan:
s e' r,
dus: Q' s - e! (voor T 0) (26)
P
Voor het eindpunt van den trek is T t A en P=l, dus