qi i Y"4"'+2°>-3"2 s l/TW (53 137 azimuths kleiner wordt), hetgeen de zijdelingsche afwijking q' ver kleint. Of als resultante een vergrooting dan wel een verkleining van de zijdelingsche afwijking q' zal optreden, hangt af van de vraag, of le. dan wel 2e. overheerscht. Substitutie van N in (27) geeft Teneinde nu te onderzoeken, welken invloed een vermeerdering van t met 1 heeft, beschouwe*men het verschil: f (t) f(t+ 1): t2 4-1 (4 n2 2 n) 3 n2 (t l)2 (t 1) (4 n2 2 n) 3 n2 t2 (t l)2 of na herleiding: (we noteeren alleen den teller) 2 t2 2 t n (4 t2 2 t 3). Voor t 2 is dit steeds positief, dus heeft vergrooting van het aantal tusschenazimuths een gunstigen invloed op de zijdelingsche afwijking. Voor t—1 wordt de vorm: 4n. Voor n 4 (hetgeen in de practijk steeds het geval is) is dit negatief, dus krijgt men een vergrooting van de zijdelingsche afwijking. Vermeerdering van het aantal tusschenazimuths van 1 tot 2 vergroot dus de zijdelingsche afwijking (als n 4), voorzoover deze wordt veroorzaakt door onnauwkeurigheid van de tusschenazimuths 1een verdere ver~ grooting van het aantal vermindert die afwijking weer. Substitutie van N in (33) en (34) levert: <55> Uit de laatste formule blijkt direct, dat de door tusschenazimuth- fouten veroorzaakte zijdelingsche afwijking vermindert bij vergroo ting van t (t 0 geeft natuurlijk q^ 0). -1) Dit wil nog niet zeggen, dat de totale zijdelingsche afwijking grooter wordt. Onder welke omstandigheden dat wel het geval is, wordt in het volgende nader onderzocht.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1935 | | pagina 137