ïiïlyü n; <±+I£ü<ïl=i> m»iïi+Jt+3-V0 138 Voor het onderzoek van (54) beschouwe men weer het verschil: t2 t (n4 - 2 n3 2 n 2) - 3 n2 2 n 1 U+ l)2 (t l)2 (t 1) (n4 - 2 n3 2 n 2) - 3 n2 2 n 1 (t 2)2 of: t2 (n3 2 n2 2) -f t (n3 2 n2 - 6 n 6) - (n3 - 2 n2 9 n - 4). De coëfficiënten van t2 en t zijn positief voor n 4, dus de vorm wordt dan in verband met t 0, absoluut-minimaal voor t minimum, d.i. voor t 1n3 2 n2 15 n -(- 12. Dit is positief als n 4. Daar dan tegelijkertijd voldaan is aan bovengenoemde voorwaarde n 4, blijkt voor n 4 de kleinste waarde, dus ook elke andere waarde van den vorm positief te zijn, dusvergrooting van het aantal tusschenazimuths geeft (voor n 4) een vermindering van de zijdelingsche afwijking. Beschouwen we tenslotte de totale zijdelingsche afwijking, sa mengesteld uit het gedeelte, veroorzaakt door de ftoekfouten, en het gedeelte door de tusschenazimutMouten, dan volgt uit het voor gaande, dat (voor n 4) elke vermeerdering van het aantal tus schenazimuths den polygoontrek verbetert. Alleen bij den eenzijdig aangesloten trek heeft men bij vergrooting van t 1 tot t 2 twee tegengesteld werkende invloeden; de trek wordt n.l. beter door ge ringer invloed van de hoekfouten en slechter door grooter invloed der tusschenazimuthfouten. Het is van belang na te gaan, wanneer de laatste invloed overheerscht, dus wanneer een verhooging van t 1 tot t 2 den polygoontrek slechter maakt. Daartoe substi- tueere men in de formule (36), welke de totale zijdelingsche af- wijking aangeeft, achtereenvolgens N y en IN en ga na, wanneer het verschil van beide uitkomsten negatief is. Na eenige herleiding krijgt men (constante factoren weglatende): of: n2 m2 n Jot2 -)— 4 /z2 <C 0. Hieraan kan alleen worden voldaan als g.2 - 16m2)>0, dus g, 4 m. 1 tvt n n TVT n n

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1935 | | pagina 138