142 palen in welk aantal t of met welke nauwkeurigheid /x de tus- schenazimuths moeten worden waargenomen, teneinde een zekere nauwkeurigheid in de ligging van eindpunt of middenpunt te be reiken. Stelt men: )V [2] IS}£= [10] P][6] [11] m+[9]£=[i2] dan worden de formules (36), (38) en (40): qb sm[10] qd sm[ll] (n even, t oneven) qd=2sm[12] (n oneven, t even). Deze factoren [10], [11] en [12] worden voorgesteld door de ordinaten in de grafieken 6, 7, 8; immers deze zijn geteekend op schaal 1 s ra"Is nu gegeven de middelbare fout in de hoekmeting m, de zijdelengte s en verlangt men een middelbare zijdelingsche qb afwijking qb, dan wordt berekend [10] Is verder het aantal hoeken gegeven en is de verhouding bekend, dan ga men na, welk punt van de correspondeerende curve in fig. 6 een ordinaat heeft, gelijk aan deze berekende waarde [10]. De abscis van dat punt geeft dan het aantal tusschenazimuths aan. We zul len dit toelichten met een voorbeeld. Gemeten moet worden een eenzijdig aangesloten trek met n 32 hoeken. De lengte der zijden is s 100 m, de middelbare fout in de hoekmeting m 10", die in de tusschenazimuthsbepaling p 20". De getolereerde zijdelingsche afwijking van het eind punt zij qb= 0.16m. Met deze gegevens wordt berekend [10] 160.10-6. In grafiek 6 leest men nu af, dat van het punt der curve (n 32, ——2) met deze ordinaat, 160.10~6, de abs- m cis 3,7 is. In den trek zal men dus 4 tusschenazimuths moeten be-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1935 | | pagina 142