149 verschillende andere provincies is dit voorbeeld gevolgd, waar schijnlijk naar aanleiding van een verzoek van de Vereen, v. K. en L.. Wat deze circulaires hebben uitgewerkt, is momenteel moei lijk na te gaan, maar wat wèl te constateeren valt, is, dat nog zeer veel van dit soort werken op dezelfde verkeerde wijze worden uit gevoerd en zelfs, dat het aantal geregeld toeneemt (werkverschaf fingsobjecten). M.i. behoeft het geen betoog, dat hierin een groot gevaar schuilt voor een juiste bijhouding van het Kadaster en voor de rechtszekerheid van den grondeigendom in streken, waar deze werken veel voorkomen. Het is mogelijk, dat er verschillende overheidslichamen (Gemeen ten, polders, enz.) zijn, waarvan de Besturen zich voorstellen later de akten op te maken, maar de moeilijkheden aan een dergelijk werk verbonden zijn zoo groot, dat zij dit wel als een illusie zullen mo gen beschouwen. In de eerste plaats kost het zeer veel moeite, de gegevens voor het opmaken van de akte bij elkaar te garen en wie zal, wanneer de gelden voor het uitvoeren van het werk verbruikt zijn, nog zoo goed zijn, alle kosten van het opmaken der akten te betalen? Nu veronderstel ik nog, dat de akten zullen worden ondertee kend, iets waarvan ik heelemaal niet zeker ben, omdat de betrok kenen reeds voor jaren de vergoeding voor hun gronden ontvingen. Aan wie de schuld voor een dergelijke verkeerde manier van werken? In de eerste plaats natuurlijk aan de organen, die het werk laten uitvoeren; maar toch blijft het m.i. ook zeer te betreuren, dat de groote lichamen, die het werk dikwijls moeten uitvoeren en lei ding en toezicht houden (zooals b.v. de Ned. Heide Mij., de Grondverb. en Ontginn. Mij. te Hoogeveen e.a.) van hun invloed geen gebruik maken om het overheidslichaam te adviseeren, ook juridisch den toestand in orde te brengen. Ik kan heel moeilijk aan nemen, dat aan hun advies op dit punt stelselmatig geen gevolg zou gegeven worden! Het moet ons genoegen doen te constateeren, dat deze urgente kwestie niet aan de aandacht van de Regeering is ontsnapt. Immers d.d. 26 Februari 1935 zond de Minister van Binnen- landsche Zaken aan de Gemeenten een circulaire, waarvan de tekst is geciteerd in dit tijdschrift, jg. 1935, blz. 68. Indien ook de Waterschappen en Polders (waarschijnlijk op dit gebied de grootste boosdoeners) van Regeeringszijde attent ge-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1935 | | pagina 149