DIVERSEN
153
het einde van het recht moet de gebruiker de gebouwen tegen de te schatten
waarde „overgeven" aan de gemeente. Het doet dus veel denken aan ons erf-
pachtsrecht in de steden.
Zooals de schrijver aan het slot zegt: „van een rupture totale entre le droit
ancien et le nouvel ordre des choses", kan bezwaarlijk worden gesproken.
W.1) 12863 bevat een arrest van den Hoogen Raad van 16 November 1934,
waarbij ter sprake komt of in een bepaald geval er een servituut is dan wel'
een persoonlijke verplichting.
Een gierput loosde met buizen door het land van den buurman naar een sloot.
Hiervoor was in 1897 vergunning gegeven door den toenmaligen eigenaar. Nu
werd de put vergroot en de buurman wilde niet toestaan, dat de buizen werden
vergroot, maar haalde zelfs die buizen uit den grond, met gevolg, dat zijn boom
gaard doordrenkt werd door de gier en de vruchtboomen stierven. Hij klaagde
hierover bij den rechter en eischte schadevergoeding wegens onrechtmatige daad.
De H. R. besliste tenslotte dat hier van een servituut geen sprake was, dat dus
de buurman de buizen niet in zijn boomgaard behoefde te dulden en dat de
schade, door de wegvloeiende gier berokkend, moest worden vergoed.
Mr. Nauta bepleit in W.1) 12867, dat de Bewaarders moeten weigeren
akten in de nieuwe spelling opgemaakt over of in te schrijven.
Immers bij de Registratie bestaat de oude spelling nog volgens de M. M. d.d.
20 September 1934. Hij acht het gevaar voor verwarring groot en betitelt zijn
stukje dan ook: Een „Registerlijke" Chaos.
Het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft het nogal eens over de bewijs
kracht van het Kadaster. Een arrest van 8 Januari 1935 in W.1) 12895 bevat de
volgende zinsnede:
„O. dat daar nog bij komt het tusschen partijen vaststaande [eit, dat van de
instelling van het kadaster af de doorgang in kwestie, als behoorende tot het per
ceel H 4684 heeft te boek gestaan, waaraan de Rechtbank zegt geen waarde toe
te kennen, doch dat naar s Hofs oordeel ongetwijfeld een vermoeden oplevert ten
gunste van het standpunt van X."
De buurman had een kelder onder en een verdieping boven de gang en wilde
nu ook de gang gelijkvloers hebben, maar werd afgewezen.
Zutphen, Juni 1935. t
VERSLAG van den toestand van de Vereeniging voor Kadaster en
Landmeetkunde en van hetgeen door haar in verband met art. la
der Statuten is verricht sedert de Algemeene Vergadering van 20 Octo
ber 1934 (art. 16a Huishoudelijk Reglement).
Het aantal leden der Vereeniging bedroeg op 1 Juli 1935: 173 gewone en 58
buitengewone leden; het aantal abonné's bij het Bestuur was gestegen tot 119.
De rekening en verantwoording over het jaar 1934 zal overeenkomstig art. 20
Huish. Reglement worden opgenomen in het Huishoudelijk Orgaan.