166 terrein gevonden, waar, langs een vrijwel horizontalen asfaltweg, een basis van ruim 1 km kon worden gelegd. In de nachtelijke metingen van deze basis waren systematische lengteveranderingen van de latten nauwelijks meer merkbaar. De middelbare fout van een enkele meting bedraagt voor de twee stellen gebruikte latten resp. 4 en 5 mm; aangehouden werd het gemiddelde van 16 metingen met een middelbare fout van 1.2 mm op 1087 m, dus een relatieve nauwkeurigheid van ongeveer één mil- lioenste! Als „absolute" lengte, waarop alle lengtemetingen (niet alleen van de basis, maar ook van de polygoonmetingen) worden afge stemd, fungeert een permanent verzekerde vergelijkingsbasis van ruim 240 m, die in 1929 door den Topografische Dienst is gemeten met behulp van invardraden, met een nauwkeurigheid van 0,1 mm. Vergelijking van 5 meter-latten met een dergelijke lange verge lijkingsbasis heeft het nadeel, veel tijd te vergen, doch het groote voordeel boven het gebruik van een comparator of een „standaard- maat" van 20 of 30 m, dat niet alleen de constante /affout, maar ook de systematische weeffout in de correctiecoëfficiënt wordt op genomen en dus uit de meting kan worden verwijderd. Vooral voor onze baszsmeting was dit van groot belang, omdat door het aanhouden van slechts één aansluitingspunt van hoogere orde, een uitwendige lineaire controle op ons net ontbrak. De geconstateerde verschillen tusschen de herhaalde basismetingen zijn natuurlijk slechts een inwendige controle, waaraan constante en systematische fouten ontglippen.) Nu is wat ik zooeven zei over de eliminatie van systematische weeffouten en constante /affouten natuurlijk slechts bij benadering juist. De systematische meetfouten zullen nl. in grootte varieeren, afhankelijk als ze zijn van allerlei physiologische en psychologische factoren, die op de waarnemers inwerken; zoo constateerde Rein- hertz bij zijn bekende meting van de Bonner basis een zekere periodiciteit van de systematische meetfout, waarschijnlijk veroor zaakt door stijgende vermoeidheid van de arbeiders. En de latfout is ook bij nachtelijke metingen niet volkomen con stant, doch variabel o.a. met de luchtvochtigheid, hetgeen dan ook tot uiting kwam in de vóór, tijdens en na de basismetingen bepaalde correctiecoëfficiënten. Uit deze coëfficiënten werd een gemiddelde

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1935 | | pagina 166