167
berekend met een middelbare fout of liever gezegd een middelbare
variatie van 2Ö0^0ÖC)e* 9ern'ddelde wer<^ toegepast op alle
metingen, zoodat men in de basis een absolute nauwkeurigheid van
diezelfde orde kon verwachten.
Uit de basis werd door een dubbelrhombische overbrenging de
driehoekszijde KPIKP 7 berekend. Teneinde bij die overbrenging
met een bepaalde hoeveelheid arbeid de grootste nauwkeurigheid
te bereiken, werden van de richtingen van het basisnet a priori
de gewichten berekend volgens de methode van Generaal
Schreiber.
Het zal U bekend zijn, dat bij deze zgn. „gewichtsbepaling a
priorieen aangenomen constante som van gewichten zóó verdeeld
wordt, dat alleen de voor de overbrenging noodzakelijke richtingen
bepaalde (en onderling zeer verschillende) gewichten krijgen, ter
wijl van de overtollige richtingen het gewicht nul is. Aannemende,
dat het gewicht van een richting evenredig is met het aantal series,
waarin zij gemeten wordt, kan nu het meetprogramma worden op
gesteld. De overtollige richtingen met gewicht nul, die eigenlijk
zouden moeten uitvallen, worden gewoonlijk ter globale controle
in één serie meegenomen.
De middelbare fout in de driehoekszijde, veroorzaakt door de
overbrenging, bleek 7 cm te zijn, de overgebrachte lineaire basis-
fout 1 cm, dus totaal 7 a 8 cm op ruim 7 km, een nauwkeurigheid
1
van
100.000
De orienteering van het driehoeksnet geschiedde door azimuths-
bepaling van een driehoekszijde door middel van astronomische
waarnemingen. Ik zal daar nog op terugkomen bij het bespreken
van de zonswaarnemingen, die verricht werden voor de polygo-
neering.
De meting van het primaire driehoeksnet geschiedde met de
Wild en de Zeiss I en wel door hoekmeting volgens de methode
van Schreiber, waarbij het gewicht van de vereffende richting,
dat is het product: aantal richtingen X aantal randstanden, steeds
24 werd gekozen. Gericht werd op heliotropen. Uit de stationsver
effeningen volgden middelbare fouten in de gemiddelde richting