179
h. Bespreking van het Rapport van de Commissie-Schermerhorn.
De Voorzitter brengt in herinnering, dat op de agenda van de algemeene ver
gadering van onze vereeniging in 1934 een punt voorkwam, waarin werd voor
gesteld, vanwege K. en L. een commissie te benoemen om het vraagstuk van de
samenwerking met de civiel-landmeters te onderzoeken. Dit voorstel werd staande
de vergadering ingetrokken, daar inmiddels bleek, dat een regeeringscommissie
zou worden ingesteld.
Spr. brengt hulde aan de Commissie-Schermerhorn voor de wijze, waarop
deze haar taak heeft vervuld.
Met bekwamen spoed kwam, nadat ook overleg met het bestuur van K. en
L. was gepleegd, een rapport gereed en wij apprecieeren het zeer, dat de Re
geering tot publicatie hiervan overging.
Voor het Bestuur van K. en L. was het een teleurstelling, te vernemen, dat de
opdracht aan de Commissie niet inhield een onderzoek naar de wenschelijkheid
van de samenwerking tusschen Kadaster en civiel-landmeters. De Commissie
heeft in het kort deze wenschelijkheid onderzocht en beaamt deze. Het is echter
de vraag, of de geheele Nederlandsche geodetische wereld dit met haar eens zal
zijn en vooral, of men bij het Kadaster, waar men reeds gedurende lange jaren
met moeite en zorg bezig is iets op te bouwen, een experiment in deze richting
zal toejuichen.
De Commissie zet in haar zeer lezenswaardige inleiding uiteen, hoe langzamer
hand de arbeidsverdeeling in de landmeetkunde is gewijzigd, waardoor de ge-
isoleerde positie van het Kadaster onhoudbaar zou zijn geworden. Inderdaad
kan men een streven in deze richting constateeren, maar de commissie heeft niet
nagegaan, hoe dit alles is ontstaan en welke oorzaken daaraan ten grondslag lig
gen, om daarna te overwegen, of deze oorzaken ook op andere en misschien
meer doeltreffende wijze kunnen worden weggenomen.
Deze oorzaken liggen volgens Spr. in het algemeen in twee feiten en wel in
de groeiende behoefte aan goed kaartwerk en in het daaraan niet tijdig voor
zien door het Kadaster, hetwelk voor zijn eigen dienst evenzeer behoefte heeft
aan dit moderne kaartwerk. Indien het Kadaster tijdig had kunnen zorgen voor
een kaart van Nederland in bladen op schaal 1 a 1000 en 1 a 2000, geheel aan
gesloten aan het net van de Rijksdriehoeksmeting, dan zouden vele van de pro
blemen, waarvoor we heden staan, niet zijn gerezen.
De Commissie wil, nu de toestanden eenmaal zoo gegroeid zijn, trachten, deze
constellatie verder uit te bouwen. Spr. meent echter, dat de volle aandacht moet
worden geschonken aan de genoemde taak voor het Kadaster. Alle pogingen
moeten in het werk worden gesteld om de prestatiemogelijkheid van het meet
instituut te verhoogen en daarbij moet uitgegaan worden van het te bereiken
doel. Dit zal moeten leiden tot concentratie van alle krachten, zooveel mogelijk
in één dienst. Spr. meent daarom, dat de z.g. civiel-landmeters niet naast het
Kadaster, maar in het Kadaster moeten worden werkzaam gesteld.
Samenwerking met andere overheidsdiensten zal uitgebreid moeten worden,
o.a. met den Topografische Dienst.
Het gewone kadastrale werk voor de niet-ambtelijke maatschappij, waaraan
het Kadaster altijd behoorlijk heeft kunnen voldoen, houde het Kadaster aan zich,