185
Spr. zet uiteen, hoe de commissie tot den voorgestelden titel is gekomen. Iedere
beunhaas kan zich landmeter noemen. De titel landmeter van het Kadaster echter
is beschermd.
Spr. heeft geen bezwaar tegen verlenging van den stagetijd, maar merkt op,
dat men niet het onderste uit de kan kan vragen.
Spr. ziet niet veel bezwaren in de aanstelling van 55-jarige landmeters van het
Kadaster als bg. landmeter, daar hierdoor bij het dienstvak een opschuiving zal
komen met aanstelling van jonge krachten.
Afschaffing van het examen voor landmeter van het Kadaster acht Spr. niet
gewenscht.
De metingsstukken van den bg. landmeter moeten door het hoofd van het bu
reau worden goedgekeurd.
De voorgestelde beroepsinstantie acht Spr. juist en te verkiezen boven beroep
bij Raad van Toezicht of hoofd van het bureau, al zal men zich bij oneenigheid
natuurlijk in eerste instantie tot het hoofd van het bureau wenden.
De beroepsinstantie zal echter, naar Spr. vertrouwt, niet veel werk krijgen.
Bij ernstige conflicten en dit zullen zijn conflicten tusschen den bg. landmeter
en het Kadasterkantoor, is beroep op den I.V. noodzakelijk. Er is betoogd, dat
de part. landmeter niet zoo onafhankelijk en onpartijdig zou zijn tegenover het
publiek. Naar Spr.'s meening zal een beëedigd part. landmeter, die een instruc
tie heeft en onder scherp toezicht staat, onpartijdig moeten zijn, anders gaat hij
er uit.
De Commissie heeft zich op den bodem der werkelijkheid geplaatst en geen
rekening kunnen houden met idealen als door den Voorzitter zijn besproken.
Het verbod van zaakwaarnemerijbeteekent verbod van het zich begeven op
het gebied van den notaris.
De vorming van het perceelnummer is niet in particuliere handen gelegd, maar
gebeurt ambtelijk bij de goedkeuring van de stukken door het hoofd van het
bureau.
De heer Smit zegt, dat de voorstellen van de commissie in de praktijk te
verwezenlijken moesten zijn. Voor de idealen, door den Voorzitter besproken,
zou men tientallen van jaren moeten strijden en heeft K. en L. reeds tientallen
van jaren gestreden.
Spr. merkt op, dat hij reeds jaren geleden het heffen van retributie voor ge
wone dienstmetingen bepleit heeft, doch toen geen steun vond in de Vereeniging.
De commissie moest de oplossing van het vraagstuk zoo eenvoudig mogelijk
zoeken en wel zonder dat wetswijziging noodig zou zijn. Zij heeft onbevoegden
zooveel mogelijk willen buitensluiten.
Er is tegenspraak tusschen de verschillende sprekers over de financieele ge
volgen van invoering van dit instituut. Spr. is van meening, dat het financieele
voordeel aan de zijde van het Rijk zal zijn. De bg. landmeters behoeven niet
onder de tarieven van het Kadaster te werken, maar kunnen door betere „service"
het werk naar zich toe halen.
Over het omzetten van het notariaat in een staatsambt zijn omstreeks 1905
uitvoerige debatten gevoerd in de Tweede Kamer. Naar Spr.'s meening is de ver
trouwenspositie van het notariaat van meer belang dan de ambtelijke positie.