193
Verplaatsing van de opleiding van landmeters van
Wageningen naar Delft.
Bij K.B. van 2 Augustus 1935, S 492, is bepaald:
Art. 1. Aan de Technische Hoogeschool te Delft wordt met ingang van 1 Sep
tember 1935 gelegenheid gegeven tot het volgen van lessen, die bekwamen voor
de in artikel 2 bedoelde examens voor civiel-landmeter volgens het door Onzen
Minister van Financiën vast te stellen studieprogramma.
Art. 2. 1Door Onzen Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
wordt eene commissie benoemd, welke de bevoegdheid heeft aan candidaten, die
met gunstig gevolg hebben deel genomen aan de voor de commissie af te leggen
examens, het diploma van civiel-landmeter uit te reiken.
(2) Door Onzen Minister van Financiën wordt een reglement voor deze exa
mens vastgesteld, waarin ook het bedrag der examengelden wordt opgenomen.
Art. 3. (1) Tot leden der in artikel 2 bedoelde commissie zullen worden
benoemd:
a. één of meer in overleg met Onzen Minister van Financiën aan te wijzen
deskundigen;
b. de hoogleeraren en lectoren in de afdeeling der Weg- en Waterbouw
kunde der Technische Hoogeschool, belast met het geven van onderwijs in het
landmeten, het waterpassen en de geodesie, in het burgerlijk recht en de hypo
thecaire en kadastrale administratie en in de kennis van de waarde en het ge
bruik van den bodem;
c. twee hoogleeraren aan de Technische Hoogeschool, waarvan één belast
met het geven van onderwijs in de zuivere en toegepaste wiskunde en één be
last met het geven van onderwijs in één der door de leden van de afdeeling
Weg- en Waterbouwkunde gedoceerde vakken, voor zoover niet genoemd on
der b;
d. alle verdere docenten aan de Technische Hoogeschool, die voor een be
paald cursusjaar aan examinandi onderwijs hebben gegeven.
(2) De onder b genoemde ambtshalve benoemde leden der commissie worden
benoemd voor den duur van hun ambtsvervulling. De onder a en c genoemde
leden der commissie worden benoemd voor onbepaalden tijd. De onder d ge
noemde leden der commissie worden jaarlijks als zoodanig benoemd op een
voordracht van de commissie.
(3) Onze Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen wijst uit de
ambtshalve benoemde leden der commissie een voorzitter en een secretaris aan.
Art. 4. 1Op vertoon van het in artikel 2 bedoelde diploma van civiel-
landmeter of van het einddiploma van den voormaligen landmeterscursus te
Wageningen worden belanghebbenden door den burgemeester van hunne woon
plaats toegelaten tot het afleggen van den navolgenden eed of de navolgende
belofte:
„Ik zweer (beloof), dat ik in de uitoefening van het beroep van landmeter
eerlijkheid, nauwkeurigheid en onzijdigheid zal betrachten. Zoo waarlijk helpe
mij God Almachtig (Dat beloof ik)".