214
ben verkregen, en de akte van 17 Juni 1915, krachtens welke vervolgens die
eigendom aan hem zou zijn overgegaan;
O, dat de in die akten verkochte onroerende goederen daarin worden om
schreven als volgt;
in de akte van 2 October 1880 als „een woonhuis en erve, staande en gelegen
aan het Schoorsteenvegerspaadje in de gemeente K., geteekend nummer 331,
kadastraal bekend in Sectie B, met nummer 492, ter grootte van 3 aren, 60 cen
tiaren", en in de akte van 17 Juni 1915 als „twee huizen, schuur en erf te K.
aan het Schoorsteenvegerspaadje, kadastraal bekend gemeente K., in Sectie B,
nummers 1530, huis, schuur en erf, groot 3 aren, 13 centiaren, en 1531, huis,
groot 33 centiaren, samen geheel groot 3 aren, 46 centiaren;
O, dat tusschen partijen in confesso is, dat het verschil van 14 centiaren tus-
schen beide akten bestaande, niet beteekent, dat in 1915 een kleiner stuk grond
c.a. dan in 1880 werd verkocht, doch zulks slechts het gevolg was van een her
meting in 1887;
O, dat eischer, die zich beklaagt over schending van zijn eigendomsrecht op
het Schoorsteenvegerspad, doordat gedaagden, althans de tweede gedaagde, op
het uiterste deel van het pad, het verst van eischers huizen gelegen, daar waar
dit pad op den openbaren weg uitkomt, een belemmering hebben aangebracht,
heeft te bewijzen, dat hij van dit pad, in ieder geval ook van dit uiterste ge
deelte daarvan, eigenaar is;
O, dat eischer aan voormelde akten geen bewijs voor zijn eigendomsrecht op
het pad kan ontleenen;
dat toch bij die akten:
1°. werd verkocht een woonhuis en erve (later 2 huizen, schuur en erf) en
niet een pad, hetgeen te meer van beteekenis is, nu wel onmiddellijk daarna in
die akten van een pad, het Schoorsteenvegerspaadje, wordt gewag gemaakt;
2°. wordt vermeld, dat genoemd woonhuis en erf (2 huizen, schuur en erf)
is gelegen aan het Schoorsteenvegerspaadje, met welke vermelding strijdig is
de opvatting, dat dit pad mede verkocht zou zijn;
O, dat eischer hiertegenover tevergeefs beroep doet op de verwijzing in de
akten naar de kadastrale perceelen B 492 (later B nos 1530 en 1531) en de
in de akte vermelde maten;
O, toch dat ook al zouden die kadastrale perceelen in de koopakten vermeld,
mede het Schoorsteenvegerspaadje hebben omvat, en al zouden voormelde maten
zijn de maten van het geheele kadastrale perceel, het Schoorsteenvegerspad
daaronder begrepen, voorop staat in de akten de omschrijving woonhuis en erve
(2 huizen, schuur en erf) en partijen moeten geacht worden dit te hebben willen
verkoopen en koopen, en de vermelding van het kadastrale nummer en de maten,
waar partijen niet op de hoogte plegen te zijn van het kadaster en de hoegroot
heid van hetgeen wordt verkocht en uit niets blijkt dat deze partijen dat wel
waren niet tot gevolg heeft, dat ook een deel van het kadastrale nummer,
dat niet valt onder de bij de akte gegeven omschrijving, niettemin als verkocht
zou moeten worden aangemerkt;
O, dat voor den door eischer gestelden eigendom ook niet bewijs ontleend kan
worden aan andere ten processe genoemde of overgelegde bescheiden;
O, dat voorzoover eischer geacht moet worden een beroep op eigendom door