224
De dag was nog niet om en daarom begaf ik mij naar ir. B ij 1 s
van den dienst der Publieke Wegenis, die het beheer voert over
den straataanleg en de rioleering.
Ten behoeve van dezen dienst is een nauwkeurigheidswaterpas
sing uitgevoerd, waarover de heer B ij 1 s mij eenige inlichtingen
gaf. De punten zijn of bronzen hoogtemerken, in opgaande muren
aangebracht, of verzonken in speciale putjes met ijzeren deksels.
Van een systematische opmeting van de stad bleek niet veel.
Wel waren er vóór den oorlog opmetingen gedaan, maar slechts
iedere straat apart. Door een polygoneering over de boulevards
heeft men getracht deze enkele metingen te verbinden. Natuurlijk
is dat mislukt.
Aan de vervaardiging van straatvoorwerpenkaarten is wel een
begin van uitvoering gegeven, maar ook hier deden zich bijzondere
moeilijkheden voor. Er bestond natuurlijk samenwerking tusschen
dezen dienst en dien van den heer G o e t h a 1 s.
Tot den dienst van Publieke Wegenis behooren twee conduc
teurs, landmeters, met academische opleiding. Hun taak is echter
niet beperkt tot het opmeten; ook de gewone opzichterswerkzaam
heden zijn hun opgedragen, waarvoor hun opleiding was ingericht.
Vele banden binden Breda en Antwerpen; door mijn bezoek aan
Antwerpen ontstond een nieuwe band, want de belangstelling voor
het Nederlandsche Kadaster en voor de Nederlandsche opleiding
bleek gewekt te zijn en men zal zich persoonlijk komen overtuigen.
Moge ook deze band blijvend zijn.
Instelling van een centrale cultuurtechnische
adviescommissie.
Bij K.B. van 8-5-1935, No. 72 is met ingang van 1-8- 35 eervol ontslag ver
leend aan de leden en plaatsvervangende leden en secretarissen van de Centrale
Commissie voor Ruilverkaveling.
Bij K.B. van 26-7-1935, No. 6 zijn met ingang van 1-8- 35 ingesteld een
centrale cultuurtechnische adviescommissie en een cultuurtechnische dienst, welke
laatste, evenals het secretariaat der commissie, is gevestigd in het gebouw van
het Staatsboschbeheer, Museumlaan 2, Utrecht.
In de commissie zijn benoemd: ambtshalve tot lid en voorzitter de directeur-
generaal van den Landbouw; tot leden, tevens ondervoorzitters, jhr. ir. C. E. W.
van Panhuys, hoofdingenieur van den Rijkswaterstaat te 's-Gravenhage en