25 Bij het tweede punt was de discussie begrensd tot de fotogram- metrie voor kaarten op schaal van 1 a 2000 en grooter. De Rappor teur-generaal gaf als zijn meening te kennen, dat de fotogrammetrie in vele gevallen kaarten zal kunnen verschaffen, van betere kwali teit dan bestaande kadastrale plans; zij is nochtans niet te gebruiken daar, waar het meerendeel der grenzen op de foto's onzichtbaar blijft. De groote moeilijkheid ligt in de interpretatie der foto's; hier voor acht hij de stereoscopische methode van het grootste belang. M. Tucci (Italië) deed mededeelingen over proeven met de methode van N i s t r i in Italië. Prof. O. von Gruber Duitschland) en H. Harry (Zwit serland) behandelden de vraag, in hoeverre de fotogrammetrie kaar ten kan leveren zonder aanvullende terrestrische detailmetingen. Ook volgens de ervaringen van den Rapporteur-generaal is het uit sluitend gebruik maken van de fotogrammetrie niet mogelijk; een zeker evenwicht moet worden gezocht tusschen de metingen uit de lucht en die op den grond. Gebouwen en kleine perceeltjes b.v. moeten terrestrisch worden opgenomen. Soms kan ook reeds be staand veldwerk worden gebruikt. Een tweejarige ondervinding heeft aangetoond, dat langs dezen weg: gedeeltelijk grafisch (met gebruikmaking van den stereoplanigraaf van Zeiss) en gedeeltelijk uit cijfers, zeer goede kaarten kunnen worden verkregen. De kwestie welke van de tegenwoordige apparaten worden gebruikt, is van minder belang, verschillende goede zijn beschikbaar. De Voorzitter achtte zulke toepassing van de fotogrammetrie als hier besproken, in vele gevallen goedkooper dan de uitsluitend ter restrische methoden en meende, dat enkele algemeene principes te dezer zake op dit congres geformuleerd, tot leidraad kunnen dienen voor landen, die de fotogrammetrie nog niet gebruiken. In de derde zitting gaf Brigadier-generaal W interbotham aan de hand van lichtbeelden een beschrijving van de Ordnance survey". Dit is het te Southampton gevestigde Rijksinstituut voor geodetisch en topografisch werk, waarvan hij de leiding heeft. Hij besprak de triangulatie die aan het Engelsche kaartwerk ten grond slag ligt, de terreinopnemingen, de waterpassingen (één oude en één van recenten datum) en gaf vervolgens een overzicht van het door zijn dienst gedrukte en uitgegeven kaartwerk. De normale schaal is 25 inch per mijl of 1 2534, dus vrijwel gelijk aan die

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1935 | | pagina 25