29
congres, en die de op dit congres tot stand gekomen vriendschap
pelijke persoonlijke betrekkingen in stand houdt.
COMMISSIE V. Het landmetersberoep Opleiding Orga
nisatie.
Voorzitter: L. Surmacki Polen
Rapporteur-géneraal: P. Mogensen (Zweden).
Over de opleiding waren vijf rapporten ingediend, van Zwitser-
sche, Engelsche, Italiaansche, Poolsche en Fransche zijde. Zij
werden door de auteurs of door den Rapporteur-generaal ingeleid.
Na discussie kwam men tot eenstemmigheid over de volgende
resolutie:
Het congres is van meening, dat de landmeter, om met goed ge
volg zijn beroep te kunnen uitoefenen, ten eerste een ruime alge-
meene ontwikkeling moet bezitten en ten tweede een volledige vak
opleiding in technisch opzicht, in wetskennis en in economische en
landbouwkundige onderwerpen.
Het congres spoort aan tot verwerkelijking van hetgeen aanbe
volen werd door de commissie III B van het Zürichsche congres,
zoowel wat betreft aard en omvang van de theoretische opleiding
als het praktisch werkzaam zijn.
Het vijfde congres stelt voor, dat de volgende onderwerpen aan
de orde zullen worden gesteld bij het zesde congres:
1°. de mate van algemeene ontwikkeling bij een candidaat ver-
eischt voor toelating tot het vak;
2°. een definitie van de werkzaamheden tot welker verrichting
de landmeter, naar het oordeel van de Federatie, bevoegd is.
Over de organisatie van het beroep waren vier rapporten inge
diend, onderscheidenlijk uit België, Engeland, de Ver. Staten en
Polen. Na levendige besprekingen werd een conclusie aangenomen,
waarvan de tekst hier volgt:
Hoewel de uitoefening en de organisatie van het landmetersbe
roep in de verschillende landen uiteenloopen, kan worden vastge
steld, dat die werkzaamheden zich niet uitsluitend beperken tot
landmeten. Tot het beroep behooren allerlei zaken, welke betrek
king hebben op het beheer en gebruik van onroerend goed. In het
algemeen belang moet elke poging om het veld, waarop de werk
zaamheden van den landmeter zich uitstrekken, te beperken, worden
tegengegaan.