33 stellen door het verleenen van de opdracht een bijdrage te leveren tot de oplos sing van het lastige vraagstuk, dat door li zooeven is geformuleerd. Ook met de gedachte voor oogen, dat onze Commissie natuurlijk alleen advi- seerend optreedt, ben ik mij desniettegenstaande van de groote verantwoordelijk heid voor haar arbeid ten volle bewust. Het geldt hier een vraagstuk, dat uit het maatschappelijk leven zelf naar voren is gekomen en waarvan de vraag om een oplossing thans een urgentie bezit, die tot heden nooit heeft bestaan. Persoonlijk heb ik in mijn werk als particulier onder nemer op landmeetkundig gebied ondervonden, dat de loop der dingen zich niet laat forceeren. Nog slechts een tiental jaren geleden was het vraagstuk, dat ons thans zal bezighouden, in vakkringen geen probleem, omdat er een vanzelf sprekende gemeenschappelijke meening bestond, dewelke geen behoefte der sa menleving tegenover zich uitgesproken wist, en tegenover welke daarom het werk van enkelingen moest verschijnen als willekeur, gegroeid uit toevallige om standigheden of persoonlijke aspiraties. Vandaag is dit alles anders. Een sterke intensiveering van het maatschappe lijk leven tegenover een zekeren afkeer van uitbreiding van het beambtenappa- raat gaan samen met een verandering van het karakter van het landmetersberoep. Door den nood der tijden gedwongen, treedt een vrij groot aantal civiel-land- meters het maatschappelijk leven binnen op dezelfde wijze als juristen en inge nieurs. Zij worden pioniers, misschien tegen wil en dank. Maar de paden, die door hen worden gevonden en geëffend zullen op talrijke wijzen den gebaanden weg van den Rijkslandmeter blijven kruisen. Door hun werk worden behoeften aan goed landmeetkundig werk, zooals die op vele punten reeds lang bestonden, tot het bewustzijn van de betrokken verantwoordelijke personen gebracht. Door de bevrediging tot ons bewustzijn gebrachte behoeften bewerken tegelijk de er kenning van een verbeterden toestand op landmeetkundig gebied. En aan deze verbetering zal men zoo lang mogelijk vasthouden: de weg terug ligt ons nu eenmaal niet zoo goed. In dit licht dienen de verschillende pogingen tot samenwerking tusschen het Kadaster en andere overheidsdiensten m. i. mede te worden gezien, pogingen in welke de maatschappelijke gang op landmeetkundig gebied zich tot nog toe het duidelijkst aan ons openbaart. Ook daar zijn het collega's van de Kadaster? landmeters, die een behoorlijke werking van zulke overheidsdiensten in belang rijke mate bevorderen en de samenwerking met het Kadaster vruchtbaar maken. Hoe sterke verwantschap er intusschen bestaat inzake de verhouding tot het Kadaster tusschen Overheidsdiensten en particuliere landmeters moge blijken uit het zeer goed denkbare geval, dat zulk een Dienst opdrachten verleent aan een particulieren landmeter in gevallen, waarbij het resultaat der metingen aan het Kadaster zal worden voorgelegd. Het beginsel der samenwerking met Overheidsdiensten is op de goede gronden, die U heeft genoemd, thans aanvaard: de vraag naar de samenwerking met den particulieren landmeter is hieraan niet identiek, maar toch is het geen toeval, dat deze zoo snel na het eerstgenoemde probleem aan de orde komt. Al is er tusschen beide vraagstukken noch identiteit, noch causale relatie, er bestaat wel degelijk een verwantschap in logischen zin. Daarom zoekt men voor dit vraagstuk drin gend naar een oplossing: daarom ook heb ik de overtuiging dat dit probleem zich

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1935 | | pagina 33