44 de willekeurige aanname van de m.f. van 4 cm in de ligging van de gegeven punten. Deze aanname is bovendien niet zeer belangrijk, zoolang zij 2Yi cm overtreft. De gewichten blijven zich dan vrijwel verhouden als de kwadraten van de afstanden. Alleen op de grootere afstanden gaat de m.f. in de richting meetellen. De vereffening met gewichten ziet er op het oog misschien niet aanlokkelijk uit. Wat is echter het verschil met de berekening, zooals die zonder gewichten geschiedt? 1°. De gewichten moeten vastgesteld worden. Daarvoor moeten de voorloopige afstanden tot op 100 m bekend zijn. 2°. Er moet een tweede tabel berekend worden met de coëffi ciënten a", b", f" en s". Deze worden zeer eenvoudig gevonden nl. door vermenigvuldiging van a, b, f en s met g. Voor de getallen g worden geheele getallen gekozen, zooals ze worden verkregen door afronding van de gewichten uit de tabel, evenals bij knooppuntsver effening bij een veelhoek gebruikelijk is. Bij de berekening met een rekenmachine maakt het geen verschil of men [a"a] enz. moet bepalen bij de reductie met gewichten of [aa] bij een berekening zonder gewichten. 3°. De berekening van v en A <p is iets ingewikkelder. A w a A x -f- bAy -''(a"Ax-j-b" Ay). g A <p wordt dus gevonden door (a A x b" A y) door g te deelen. Bijna zonder uitzondering kan dit uit het hoofd gebeuren. Voor de berekening van v moet eerst A o worden berekend. Ook dit is zeer eenvoudig (zie boven). Conclusie: De berekening van een enkele puntsbepaling met invoering van gewichten levert een onbeteekenende hoeveelheid meer rekenwerk op, zoodat naar onze meening aan een methode van vereffening met invoering van gewichten de voorkeur moet worden gegeven boven die zonder gewichten. Delft, Aug. 1934.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1935 | | pagina 44