46
en het afdalen in allerlei details, die men anders in een leerboek tevergeefs zoekt.
In Von Gruber staat de studie over de patentproblemen en die over de slui
ters in geen redelijke verhouding tot de aandacht, die aan meer algemeene vraag
stukken is gewijd. Roussilhe en ook B a e s c h 1 i n naderen hier en daar het
karakter van een handleiding tot het gebruik der in hun boeken op den voor
grond gestelde instrumenten en methoden. Men heeft het gevoel, dat de schrij
vers hierin nu eens duidelijk uiteen hebben willen zetten, tot welke resultaten de
studie der fotogrammetrie in hun leerschool heeft geleid. Voor een leerboek in
algemeenen zin heeft dit zeker bezwaren. Het maakt, dat iemand, die het vak
terdege kennen wil, niet kan volstaan met de studie van één boek. Wie H o t i n e
leest en Baeschlin niet kent, heeft geen juist beeld inzake de fotogrammetrie.
(Onder de Engelschen schijnt dit nog wel eens voor te komen.) Ook het om
gekeerde is echter waar. Dit maakt de studie van dit vak, hoe beperkt de stof
ook lijkt, veelomvattend. Maar elk dezer verschillende schrijvers heeft in zijn
boek niet alleen bijgedragen tot de verheldering van het inzicht, doch er tevens
een eigen bijdrage tot de ontwikkeling van het vak in neergelegd.
Dr. Ing. E. h. C. F. Baeschlin, Professor für Geodasie und Topo-
graphie an der Eidgenössischen Technischen Hochschule Zürich und Dr.
sc. techn. M. Zeiler, Dozent für Photogrammetrie an der Eidgenössischen
Technischen Hochschule Zürich. Lehrbuch der Stereophotogrammetrie
mit besonderer Berücksichtigung der Gerate der Firma Wild in Heer-
brugg. Mit 2 Beitragen von Dr. sc. techn.h.c. Heinrich Wild. VIII
515 blz., 18X25 cm, 309 fig., 1 kaart. Uitg. Orell Füssli, Zürich
en Leipzig. 1934. Prijs ing. 44 Zw. fr., geb. 48 Zw. fr.
De studie van dit zeer fraai uitgevoerde handboek bracht mij er toe, boven
staande algemeene beschouwingen voorop te stellen. Ziehier een uitstekend werk,
dat ons in alle helderheid de belangrijke ontwikkeling der fotogrammetrie in
Zwitserland teekent. Het is een boek van de hand van twee auteurs, waarvan
vooral de eerste aan de theoretische ontwikkeling een belangrijk aandeel heeft
gehad. In hun werk aan de Technische Hoogeschool te Zürich zullen beiden
zeker bijdragen tot het voorbereiden van vele landmeters op hun taak in de prac-
tische fotogrammetrie, hetgeen in Zwitserland directe noodzaak is. Daarom al
leen reeds is het begrijpelijk, dat dit boek zoo zeer op de Zwitsersche praktijk is
ingesteld. Alles over ontschranking ontbreekt en is welbewust weggelaten. In
Zwitserland werkt men echter in hoofdzaak met de Zwitsersche instrumenten van
W i 1 d. Daarom schreven deze docenten dit zoo Zwitsersche leerboek, dat de
fundamenteele theorieën over deze apparaten geeft en bovendien voor hun leer
lingen in de praktijk bijna een handleiding kan zijn. (Zie bijv. de voorschriften
voor het gebruik van de meetcamera's van Wild.) Daarom ook is het volko
men begrijpelijk, dat de schrijvers zich bepalen tot de stereofotogrammetrie.
De inhoud is in drie gedeelten verdeeld: 1) de algemeene theorie; 2) de ter-
restrische fotogrammetrie; 3) de luchtfotogrammetrie.
In het eerste gedeelte handelt hoofdstuk I over de algemeene theorie. Voor
wie dieper wil reiken dan in den schriftelijken cursus van de Nederlandsche Ver-
eeniging voor Fotogrammetrie is gebeurd, zij de studie van dit hoofdstuk ten