48
den aangeboden. Aannemelijker lijkt mij het bezwaar, dat bij convergente op
namen de ligging van de assen van de foutenellipsoïde niet zoo veilig kan worden
benaderd als bij verticale opnamen.
Het tweede deel, handelend over terrestrische fotogrammetrie, van hoofdstuk
IX tot en met hoofdstuk XIV, gaat uitsluitend over de W i 1 d-apparatuur. Het
doet echter wel eenigszins eigenaardig aan, dat zelfs het klassieke instrument
Zeis sV on Orel ontbreekt.
Het derde deel, handelend over luchtfotogrammetrie, interresseert ons uit den
aard der zaak meer dan het tweede. In hoofdstuk XV worden behalve de Zwit-
sersche, alleen enkele Duitsche opnamecamera's beschreven en komt een schema
voor van een door W i 1 d intusschen geconstrueerde automatische filmcamera,
waarmee de firma W i 1 d uiteindelijk ook de voetsporen drukt der buitenlandsche
constructeurs. De afkeer tegen de film is blijkbaar overwonnen; of houdt dit ver
band met het uittreden van Dr. h.c. H e i n r i c h W i 1 d uit de firma? Behalve
de enkelvoudige W i 1 d-camera's als draai-camera's ter verkrijging van conver
gente opnamen, wordt thans ook een koppelcamera gebouwd.
Zeer duidelijk is hoofdstuk XVI, dat handelt over de vervaardiging van stere
oscopische beeldparen uit de lucht. In het bijzonder het gebruik van de draai-
camera wordt uitvoerig behandeld. Het feit, dat het opname-interval voor groote
schalen hierbij zóó gering wordt, dat het wisselen van cassetten zonder onder
breking van de vliegstrook bijna onmogelijk is, wordt door den schrijver echter
stilzwijgend voorbijgegaan. De opnamestrooken met sterk hellende as (overboord-
opnamen) vinden een uitvoerige behandeling, die te verklaren is uit de toepas
sing hiervan in bergachtig land, want bij vlakke terreinen, die eventueel nog be
groeid zijn, is de inkijk in het terrein zoo slecht, dat zulke opnamen alleen voor
overzichten kunnen dienen.
Met zorg is in hoofdstuk XVII het algemeene vraagstuk van de bepaling van
de elementen der uitwendige oriënteering behandeld. Ieder, die de theorie van
dit vraagstuk nader wil bekijken, zij de studie van dit hoofdstuk aanbevolen.
Hoofdstuk XVIII geeft de speciale toepassing er van bij het gebruik van de
W i 1 d-autograaf. Gebruiksaanwijzingen en rekenvoorbeelden verduidelijken het
geheel.
Hoofdstuk XIX behandelt de fotogrammetrische bepaling van paspunten, het
aan elkaar oriënteeren van opeenvolgende beelden en het gebruik van panorama
camera's voor het overbruggen van gebieden zonder paspunten. Hierin worden
hoofdzakelijk de gebruikelijke methoden uiteengezet. Het systeem van A s c h e n-
b r e n n e r vindt een zeer uitvoerige behandeling. Het slot wordt gevormd door
Hoofdstuk XX, dat een opsomming geeft van met de W i 1 d-apparatuur ver
kregen resultaten, wat betreft nauwkeurigheid en economie. In hoofdstuk XXI
eindigen de schrijvers met een soort programma der opnamen, die naar hun mee
ning met vrucht langs fotogrammetrischen weg zouden kunnen worden uitgevoerd.
Betreffende kadastrale metingen toonen de schrijvers hierbij een zeker pessi
misme, dat in hoofdzaak op economische gronden berust. Dit pessimisme is intus
schen in strijd met de Nederlandsche ervaringen, die in den loop van 1935 zullen
worden gepubliceerd. In de groote hoofdzaken kan ondergeteekende met hetgeen
verder in dit hoofdstuk als werkprogramma wordt meegedeeld, instemmen.