66
economisch gebruik van de perceelen, gelegen achter den nieuwen
weg en min of meer afgesneden van de boerderijen tengevolge van
het slechts kleine aantal overwegen over den nieuwen weg, zou zeer
belemmerd worden, zoodat het van grooten praktischen zin getuig
de, hier te onderzoeken of ruilverkaveling misschien uitkomst kon
brengen.
Inderdaad bleek, dat beide partijen door ruilverkaveling gebaat
waren, zoodat Waterstaat besloot alle kosten van de ruilverkave
ling op zich te nemen, waarna door de Staphorsters met groote
meerderheid tot ruilverkaveling werd besloten. Behalve Waterstaat
betaalt Economische Zaken een gedeelte der kosten als subsidie op
arbeidsloonen op de in werkverschaffing uit te voeren werken. Hier
is dus een ruilverkaveling tot stand gekomen naar aanleiding van
wegenaanleg en door het te verwachten voordeel naar alle zijden.
Anders dan vroeger wordt tegenwoordig door wegenaanleg een
strook grond (soms dwars door de perceelen heen) aan het plaat
selijk verkeer onttrokken en komen daardoor de aan weerszijden
van zoo n weg gelegen complexen in zoodanig veranderde econo
mische omstandigheden, dat men niet meer kan spreken van slechts
een smalle strook, die door den wegaanleg in aanraking komt; een
primaire weg vormt voor het plaatselijke verkeer soms haast een
even groot obstakel als een kanaal.
Bij aanleg van een kanaal zien wij soms ook zoodanige veranderde
plaatselijke omstandigheden, dat alleen ruilverkaveling uitkomst kan
brengen. Zoo is de ruilverkaveling te Buchten in Limburg een ge
volg van den aanleg van het Julianakanaal, waardoor de toeganke
lijkheid der perceelen zoo veranderde, dat alleen door ruilverkave
ling voor een door het kanaal afgesneden complex landerijen weer
een exploitabele toestand kon worden verkregen.
Bij het ontwerpen van groote werken (aanleg primaire wegen,
kanalen, beekregulaties en inpolderingen) moet het daarom alle
aanbeveling verdienen, na te gaan, zooals de H.H. U n g e r en
Z w i e r s laten uitkomen, of toepassing van de ruilverkavelingswet
een doeltreffender en economischer werkwijze mogelijk maakt en
het is zeer verheugend, dat in de betrokken kringen deze meening
veld wint.
Opdat uit landmeetkundige kringen deze meening zoo sterk mo
gelijk ondersteund worde, moge deze aanvulling van hetgeen J. G.
F. schreef, in dit tijdschrift worden opgenomen.