73
heerschte, toen voor enkele jaren geen adspirant-landmeters bij het
Kadaster meer werden aangesteld, was voor spreker een bewijs, dat
voor die pluriformiteit toen geen mogelijkheid bestond. Zulk een
instelling van de studenten is niet een kwestie van techniek of deug
delijkheid van de opleiding, maar een vraag van levenshouding en
zin voor het maatschappelijk gebeuren, die vaak even belangrijk zijn
als technische kennis.
Merkwaardig wordt deze differentiatie thans gestimuleerd door
de verhouding van de landmeetkunde in het Kadaster tot die in tech
nische kringen. Van ouds had men de combinatie van strategie en
landmeetkunde en ingenieurswetenschap. Ingenieur en landmeter
waren in de zeventiende en achttiende eeuw in één persoon ver-
eenigd. De plotselinge instelling van het Kadaster in de negentiende
eeuw heeft een afzonderlijken landmetersstand doen ontstaan, on
afhankelijk van de oude combinatie van landmeetkunde en techniek.
Deze twee groepen, de oude en de nieuwe, zijn naast elkander in de
negentiende eeuw blijven leven. Toen de specialisatie kwam, dwong
die in de nieuwe groep tot concentratie van kennis door een spe
ciale opleiding, doch de oude combinatie van ingenieurswetenschap
en landmeetkunde liet men nog onaangetast. De eventueele over
plaatsing der opleiding naar Delft beteekent, aldus gezien, niets
anders dan een verdere concentratie van het weten en kennen op
landmeetkundig gebied en ligt dus in de lijn der historie, omdat
daardoor vereenigd wordt, hetgeen eenmaal vereenigd en eenig was.
De decentralisatie der krachten vinden wij in de landmeetkunde
in het uitvliegen van de jonge landmeters. Ieder van hen is bestemd
voor de vervulling van een deel van de maatschappelijke taak. Hun
vooruitzichten zijn onzeker, maar niet ongunstiger dan van vele an
dere categorieën. Er is werk in overvloed. Veel, wat thans slecht
gedaan wordt, kan goed gebeuren. Hetgeen ontbreekt, is de nood
zakelijke waardeering, ook die in geld. De ontwikkeling gaat in dit
opzicht langzaam. Voor een groot gedeelte omdat tot heden bij het
voornaamste landmeetkundige instituut, het Kadaster, omtrent die
decentralisatie geen heldere denkbeelden hebben bestaan. Doch ook
de gemeenten moeten de eischen der taakverdeeling kennen en
weten, dat er op landmeetkundig gebied een zekere concentratie van
kennis en weten ook te hunnen dienste beschikbaar is. Hiervoor ver
vult de particuliere landmeter een zeer belangrijke functie en het
is noodig, dat hij als zoodanig in de maatschappij optreedt, omdat