RECHT EN ADMINISTRATIE. De (ontworpen) Wet op de Grensregeling. Het artikel op blz. 53 en volgg. van dezen jaargang noopt mij tot een wederwoord. Dat omkeering van den bewijslast het eenige „oogmerk" van dit wetsontwerp zou zijn geweest, ben ik mij niet bewust ooit te hebben gezegd of geschreven. Ik heb alleen, uitgaande van de ervaringsfeiten, dat in transport akten vrijwel zonder uitzondering de kadastrale aanduiding de eenige omschrijving der objecten vormt en dat daaruit de jurispru dentie in den lateren tijd de bekende conclusie trekt, opgemerkt, dat bij mogelijke invoering der wet thans, het practische verschil zou zijn omkeering van den bewijslast in een sporadisch voorkomend grensproces. Dit bedoelt niet te ontkennen de groote waarde van de ,,kern" der wet, door den schrijver zoo duidelijk aangetoond, regelingen, die echter ook naar zijn meening in hoofdzaak preventieve waarde zullen hebben, omdat niet is te verwachten een toename van grens- processen na invoering der wet. Dat het nieuwe Kadaster een eigendomskadaster is, kan ik vol mondig beamen, eveneens dat dit een begeerenswaard bezit zou zijn en hierbij een mooie taak voor den „ambtenaar" van het kadaster (er staat niet „landmeter") is weggelegd, maar niet ben ik het eens met de conclusie, dat het een eigendomskadaster zal blijven door de werking van de artt, 35 en 36 van het ontwerp. Ook de „geregelde" grens blijft verplaatsbaar op het terrein en ook in het nieuwe kadaster mag men zich op verjaring beroepen, al leen moet dit dan in den vorm van een eisch tot grenswijziging door verjaring, wat thans eenvoudig als verweer kan worden aange voerd. Art. 36 geeft dus een vormvoorschrift; laat men het vonnis niet overschrijven (inleveren) conform art. 35, dan zal de zakelijke werking er van evenals thans, nu meestal een vonnis niet wordt over- Mr. J. H. Jonas, hypotheekbewaarder te Zutphen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1935 | | pagina 81