RECHT EN AD MI NISTRA TIE.
132
Literatuuroverzicht.
1. Boekbeoordeeling.
2. Tijdschriften.
Ruilverkaveling ten behoeve van stads- en dorpsuitbreiding. 16 blz.,
18 X 21 cm., ing. Technische dienst der Noordbrabantsche streekplannen, 1936.
In zeer kort bestek, verlucht met eenige duidelijke en sprekende teekeningen,
wordt in deze brochure de aandacht gevestigd op de voordeelen te verkrijgen
door ruilverkaveling toe te passen bij de uitbreiding van de bebouwing van stad
en dorp.
Betreurd wordt, dat hier te lande nog niet het Zwitsersche „Quartierplanver-
fahren" mogelijk is en dat men hier nog aangewezen is op vrijwillige mede
werking der betrokken eigenaren, waartoe dan ook een opwekking volgt; de
Streekplandienst stelt zich gaarne beschikbaar om ter zake van advies te dienen.
Het heeft ons verwonderd, dat niet de opmerking is gemaakt, dat onze Ruil-
verkavelingswet voor dit doel niet kan worden gebruikt wegens het ontbreken
van een landbouwbelang en dat niet wordt aangedrongen op wetswijziging in
den geest van het Quartierplanverfahren.
Zeer wel mogelijk komt het ons voor, dit te bereiken door een aanvulling van
de Woningwet met verwijzing voor zoover noodig naar de bepalingen van de
Ruilverkavelingswet.
Belangstellenden in Woning bouwzaken moeten zeker kennis nemen van dit
boekje, dat in onze bibliotheek is opgenomen. J. H. J.
Res et Jura Immobilia is de titel van een tweemaandelijksche Belgische
Revue, onder leiding van Me H i 1 b e r t, waarmede een ruilabonnement is tot
stand gekomen. De jaargang 1935 werd ons onlangs toegezonden en gaarne
willen wij deze uitgave bij onze lezers inleiden.
Me H i 1 b e r t, advocaat te Brussel, van wien we hier al aankondigden een
werk over servituten (1935/150), werkt zelf mede aan de Revue en geeft in de
eerste 3 afleveringen van 1935 artikelen over aanwas en aanwerping met vele
figuren om allerlei gevallen duidelijk te maken. Voor lezers die zelf met aanwas
eens in aanraking komen, is hier een en ander te leeren en te vergelijken met
eigen gevallen.
Een andere advocaat, Me C h. Moris, geeft in de 4e aflevering een interes
sante verhandeling over de verantwoordelijkheid van den particulieren landmeter.
Bij zwijgen van de wet hierover en het ontbreken van litteratuur, onderzoekt de
S. zelf den toestand en komt tot de conclusie, dat de verhouding landmeter
opdrachtgever er is eene sui generis, niet onder te brengen onder lastgeving of
aanneming van werk. Hij onderzoekt dan of wellicht de jurisprudentie uitkomst
geeft naast de algemeene rechtsbeginselen van de leer der overeenkomsten.
Hij citeert een vonnis, waarin de kooper een landmeter aanspreekt wegens