142
Om fouten door onderhandsche akten te voorkomen, stelde het ontwerp voor,
dat de levering van onroerende zaken zou geschieden door overschrijving van
afschrift of uittreksel eener authentieke akte en zoo ook voor het vestigen of
afstaan van zakelijke rechten.
Ook toen vreesde men bezwaren tegen deze knotting van de vrijheid der
burgers, zelf akten op te maken, maar de ontwerper weerlegde deze reeds bij
voorbaat.
Hij betoogde, dat deze vrijheid niet bestendigd mag worden, daar ze aan
leiding kan geven voor den eenen burger om den anderen te benadeelen.
Toch waren er commissieleden, die ernstige bedenkingen tegen dit voorschrift
hadden, daar het in de praktijk tot groote moeilijkheden aanleiding geven kon.
Er werd daarom voorgesteld, dat ook bij onderhandsche akten eigendomsover
dracht van onroerend goed kon plaats hebben, mits de akte bij een notaris werd
gedeponeerd.
Op de Algemeene Vergadering van K. en L. in 1885 gehouden (1886/37),
werd de wenschelijkheid besproken, het Kadaster bij Wet te regelen, waarin dan
o.a. bepalingen konden voorkomen over de aanduiding van onroerend goed in
akten door de kadastrale kenmerken. Tegen de opmerking, dat wijziging van de
Notariswet voldoende zou zijn, werd aangevoerd, dat onderhandsche akten dan
buiten de regeling zouden vallen.
Verder moest aandacht worden geschonken aan een behoorlijke afscheiding
van gedeeltelijke perceelen, waarop reeds in 1875 op het landmeterscongres was
aangedrongen. Boer pleitte daar ook voor verbetering van art. 37 al. 2 No
tariswet. Voor onderhandsche akten gold alleen een K.B. van 1838, welks bin
dende kracht in twijfel getrokken werd.
Waar echter het aantal onderhandsche akten, volgens spreker, gering is en
de memoriën van successie, waarin fouten voorkomen, omdat alleen op den ka-
dastralen legger wordt afgegaan, spoedig door akten van scheiding worden
gevolgd, daar zouden de meeste fouten voortkomen uit notarieele akten en wel
door gebrek aan nauwgezetheid bij de notarissen, onvoldoende voorschrift van
art. 37 en door gebreken in het Kadaster.
Van veel belang is wel de groote bron van fouten, doordat terreineigendom
en kaart niet met elkaar in overeenstemming zijn, om van den legger nu nog te
zwijgen. Om deze fouten te herstellen, zoodra ze gebleken waren, zou een akte
van rectificatie het aangewezen middel zijn, en wel het eenige, dat voor de
goede boekhouding beteekenis had. Daarom werd op die Algemeene Vergadering
met algemeene stemmen een motie aangenomen om rectificatie verplicht te stellen.
In een volgende aflevering (1886/110) komt Mr. Achterberg hierop terug.
Het aantal onderhandsche akten is volgens hem nog groot. Het was daarom
dat Boer en Mr. Achterberg bij den Minister van Justitie reeds eerder
beteugeling van de zaakwaamemerij hadden voorgestaan.
Fouten door onnauwkeurigheid van het Kadaster in akten voorkomend, wil
A'c hterberg doen rectificeeren niet door den notaris (zonder partijen) als
openbaar ambtenaar, maar door een ander ambtenaar, n.l. ambtshalve op het
Kadaster. Door hem worden dan tevens verbeterd onderhandsche akten en sue-