150 Welk een groot verschil is er echter in werkelijkheid tusschen beide soorten van kadastrale perceelgrenzen! Bij de invoering van het Kadaster was dit verschil in beteekenis misschien niet zoo sterk sprekend door den fiscalen opzet van de nieuwe instelling. Maar reeds spoedig en later steeds in meerdere mate kwam men tot de overtuiging, dat het Kadaster vele en belangrijke diensten zou kunnen bewijzen als instituut tot bevordering van de rechts zekerheid van den grondeigendom. Nu hebben de z.g.n. cultuurgrenzen de eigenaardigheid, dat zij al heel weinig zeker zijn. De eigenaar kan de cultuurafscheidingen binnen zijn eigendom naar eigen goeddunken veranderen. En er is dan ook niet de minste zekerheid, dat de op de kadastrale kaart afgebeelde cultuurgrenzen na de opmeting daarvan, op het terrein gehandhaafd zullen blijven. Integendeel, zeer dikwijls worden zij verplaatst of wel verdwijnen zij geheel. Nu zou men kunnen bevorderen, dat deze cultuurgrenzen zoo veel mogelijk of geheel van de kaart verdwenen. Inderdaad is er veel voor te zeggen, dat vervallen cultuurafscheidingen van de kaart worden verwijderd. Maar niet alle cultuurgrenzen kunnen op de kaart gemist wor den. Voor de heffing van de grondbelasting en voor de verken ning zijn zij dikwijls onmisbaar. Ook bij nieuwe opmetingen, bijv. bij hermetingen, zullen zij niet geheel weggelaten kunnen worden. We houden dus kadastrale perceelgrenzen, die op het terrein elk oogenblik veranderd kunnen worden, terwijl daarvan op de kadastrale kaart niets blijkt. Wordt zoo'n gewijzigde cultuurgrens door overdracht van een geheel kadastraal perceel tot eigendomsgrens verheven, dan zal dit vroeg of laat bijna zeker tot groote moeilijkheden aanleiding geven. De voorbeelden hiervan zijn talrijk. Spr. noemt het bekende Rotterdamsche geval en geeft nog een paar andere voorbeelden. In het Rotterdamsche geval werd de ruzie over de verplaatste perceelscheiding voor de Rechtbank uitgevochten. Het resultaat was, dat de kadastrale grens werd gehandhaafd, dus de toestand van vóór de verplaatsing van de schutting, die de tuinen afscheidde. Mr. Jonas noemt dit resultaat in zijn rede van 19 Oct. 1934 „onbillijk" en zegt verder:

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1936 | | pagina 148