187 Uitgave N.V. Wed. J. Ahrend Zn. Amsterdam, 1936, 272 blz., 165 fig., 15 X 21 cm. Prijs in linnen band 3.50. Blijkens het onderschrift op het titelblad is dit werkje bestemd voor het mid delbaar technisch onderwijs en de studie voor het examen voor bouwkundig op zichter, een bestemming, die het gemeen heeft met vele soortgelijke, die in den loop der jaren ter perse verschenen. Door deze beperking leggen de schrijvers zich de moeilijke taak op, bij de behandeling der zeer omvangrijke stof aan de hoofdzaken recht te doen weder varen, zonder te veel aan de verbeelding van den lezer over te laten, en aan den anderen kant al datgene onbesproken te laten, wat als nuttelooze bal last achterwege moet blijven, zal het zwaartepunt niet op de verkeerde plaats vallen. Helaas kan niet worden gezegd, dat de schrijver van het voorliggende werkje deze moeilijkheid heeft weten te omzeilen. In tal van paragrafen voert hij details aan, die slechts theoretisch waarde hebben, terwijl verschillende, juist voor de praktijk zoo belangrijke onderwerpen er al te bekaaid afkomen. Zoo zal om een voorbeeld te noemen niemand, zonder kennis van deze instrumenten, ach ter de aflezing van den Wild-theodoliet komen op grond van de beschrijving, die de heer De Vos daarvan geeft (blz. 170). Voorts worden veschillende zaken genoemd, als vallende buiten het bestek van dit boek. Met dit laatste kan men vrede hebben, doch welk nut heeft het dan, deze onderwerpen aan te roeren? Een en ander is oorzaak, dat wij dit boek niet gaarne voor „eigen studie" zouden aanbevelen; het is o.i. bruikbaar als hulpmiddel bij het onderwijs, mits de docent hier en daar uitvoerige toelichting geeft en op vele andere plaatsen het potlood niet spaart. De indeeling van het boek valt te loven; de hoofdstukken volgen elkaar in logische volgorde op, waardoor de praktische oefening het onderwijs op den voet kan volgen; de a.s. bouwk. opzichter kan volstaan met het bestudeeren van de eerste elf van de 24 hoofdstukken. De uiterlijke verzorging laat weinig te wenschen over. Alleen valt o.i. te be treuren, dat de schrijver uit principieele overwegingen geen gebruik heeft willen maken van de uitstekende cliché s van de moderne instrumenten, die hem on getwijfeld ten dienste zouden hebben gestaan. De „geteekende" figuren hebben nu dikwijls iets houterigs, dat in tegenstelling is tot het karakteristieke van een instrument. Een eventueele tweede uitgave moge den schrijver aanleiding zijn tot verbete ring van een aantal technische onjuistheden en rare stijlwendingen en tot ver taling van eenige germanismen in goed Nederlandsch. Intusschen vragen wij ons af, of het absorptievermogen van het M.T. onder wijs groot genoeg zal zijn, om dit boek, naast de andere, die er in dit genre reeds zijn, tot een nieuwe editie te brengen. Dat het in een bestaande behoefte voorziet, kan althans moeilijk worden gezegd. Veeleer is het wachten op een Nederlandsch landmeetkundig werk van breeder allure, dat dan tevens richt lijnen voor het M.T. onderwijs zou kunnen bevatten. J. G. F.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1936 | | pagina 185