21 Een eenvoudige contrölemethode. H. E. Outmans, landmeter van het Kadaster te Zierikzee. Steeds, bij elke meting, die we doen, bij elk meetgetal, dat we noteeren, vragen we ons af: is dat wel gecontroleerd? Wat is controle? Wel, we zouden het zoo kunnen formuleeren: meten met controle is zoodanig meten, dat eventueele afleesfouten, hetzij op het terrein, hetzij op het kantoor, blijken. Die controle kan op veel manieren geschieden. Bv. door dubbele meting. Dit is een omslachtige methode, die nog het nadeel heeft, dat we door de eerste meting in onze waarnemingen bij de tweede meting be- invloed kunnen worden, zoodat het niet uitgesloten is, dat de metingen gelijke uitkomsten opleveren en er toch een afleesfout is gemaakt. Beter is, de tweede meting in omgekeerde richting uit te voeren: het laatstgenoemde bezwaar bestaat dan niet. Om het eerstgenoemde bezwaar van omslachtigheid tevens te ontgaan, passen we de onderlinge controle toe; zoo zijn bij het meten van voetpunt en lengte van een loodlijn beide aflezingen gecontroleerd, als we een transversaal onder een hoek van ca. 50g meten. In veel gevallen gelukt het ons, de controle op een listige wijze in de meting in te weven, zoo, dat zij er een intrinsiek deel van uitmaakt, bv. als we de zoo even genoemde transversaal zelf weer als basislijn gebruiken voor een op te meten scheiding. Zoo zijn er tallooze gevallen te noemen, waarbij meting van het een tegelijk controle is voor het ander. Ieder kent ze voldoende uit de praktijk. Er is echter één contrölemethode, die steeds weer over het hoofd wordt ge zien en die ik wil noemen beginpuntcontröle. Deze berust op de stelling: van een meetlijn, waarop twee of meer aflezingen onderling gecontroleerd zijn, is het beginpunt automatisch gecontroleerd (immers het beginpunt wordt bepaald door de aflezingen op de meetlijn), mits we natuurlijk steeds toezien, dat goed wordt aangehouden, en behoudens de mogelijkheid van een of meermalen de meetband lengte. De laatste foutmogelijkheid is bij de meeste metingen afwezig, omdat een 20 m-fout bijna steeds uit de kaart blijkt en anders uit de verdere meting in verre weg de meeste gevallen wel is op te sporen. In het licht van het bovenstaande is het contröleverspillen, een meetlijn te be ginnen in een punt, dat met een ander punt op die lijn reeds gecontroleerd is. Als ik bv. vroegere veldwerken nasla, waarbij een meetlijn aan huizen is vastge legd, is daarbij veelal gemeten van achterzijde huis langs zijkant naar de meet lijn toe, waarbij ook de voorkant werd afgelezen. Nu is meestal de lengte van het huis bekend uit oud veldwerk, of als het nieuw is, door de langsmeting aan den anderen kant, zoodat er bij omkeering van de meetrichting controle zou zijn geweest op het punt van de hoofdmeetlijn. Wanneer we een nieuwe grens aan een huis vastleggen, doen we om dezelfde reden goed, van de grens af langs het huis te meten en beide zijden af te lezen. Meten we, zooals bij wegen veel gebeurt, een nieuwen grenssteen op met een loodlijn op een basislijn, die over den weg loopt en snijdt die loodlijn de oude weggrens, die we ook willen opmeten, dan is de meting gecontroleerd, als we

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1936 | | pagina 21