39
Ten slotte de coëfficiënt van d t
-^sin21 sin cp (sin cp cos t tg cos cp) cos t
sin21
sin (p -f- tg 3 cos cp cos tsin <p cos sin cos cp cos t
sin21 sin21 cos S
Met den uitgebreiden cosinusregel kunnen we uit den parallac-
tischen driehoek afleiden:
cos h cos P sin cp cos S sin S cos cp cos t
zoodat onze laatste uitdrukking wordt:
cos h cos Pcos P cos cos P
sin21 cos <5 sin t sin A cos h sin2 A
Samenvattend hebben we nu:
d A tg h sin P v cos S cos P
rir tT d(Pa d S s-r d t
sin2A sin A cosh sin2 A cosh sin2 A
dus d A tg h sin A d cp -jd S Hid t
cos h cos h
Voor de fouten in de verschillende grootheden mogen we dus
schrijven:
A A tg h sin A A cp -\A S HjA t
cos h cos h
De meeste zorg baart ons de At; een tijdseconde van den uur
hoek wordt met 15 vermenigvuldigd om tot boogseconden te komen.
We moeten dus trachten den factor cos c°s zoo moaeliik
cos h
te maken.
Bij circumpolairsterren met een declinatie 52° kunnen we
twee verticaalcirkels trekken, die raken aan den parallelcirkel van
de ster. Komt zoo'n ster in het raakpunt, dan is ze in grootste elon-
gatie en staan verticaalcirkel en declinatiecirkel loodrecht op el
kaar. In dit geval is dus P 90°, dus cos P 0.
Hoe groot is dan echter Kiezen we sterren met een decli-
cos h
natie slechts even boven 52°, sterren dus, die hun grootste elongatie
vlak bij het zenith hebben, dan komt h dicht bij 90° en wordt
cos S
dus ongunstig.
cos h
J ,A t i_. j isinPjvi cos COS P
a a aL - AA i sin P COS O COS P A