59
aan elke partij de helft zou toebehooren, vermogen wij niet te begrijpen, ook niet
waarom de conclusie te verwerpen valt, dat de muur een scheidsmuur is, waar
de Rechtbank zelf vaststelt dat de muur de afscheiding vormt. Wil de Recht
bank zeggen, dat de muur dan „mandeelig is, zoodat de geheele muur aan beide
partijen samen toebehoort, dan is dit uit het aangehaalde toch niet te lezen.
Of bedoelt de Rechtbank te zeggen, dat de grens wel in het midden ligt, maar
dat gedaagde de helft van den muur over de grens heeft gebouwd, zoodat eischers
volgens de artt. 658 en 659 B.W. c.q. afbraak zouden kunnen eischen dan wel
tegen vergoeding den halven muur tot hun eigendom maken?
Naar we hopen stelt de betrokken landmeter ons van het verdere verloop van
deze zaak nog eens op de hoogte.
„De onroerende eigendom is voor den Staat een rijke bron van inkomsten.
Hij heeft recht op een goede bescherming en de openbare rust heeft alle belang bij
een degelijke oplossing van dit ingewikkeld vraagstuk."
Aldus besluit een belangwekkende bijdrage in het Belgische Tijdschrift poor
Landmeetkunde en Schattingswezen, 3e termijn 1935, van de Redactie, die daar
in geeft een samenvatting van een artikel uit de Revue du Droit Beige 1932 door
L. M a y e n c e.
Deze schrijver heeft betoogd, dat de rechtstitels voor onroerend goed wel in
orde zijn, de voorschriften voor de notarissen zijn van dien aard, dat de authen
tieke akten alle vertrouwen verdienen, behalve in dit ééne opzicht: de eenzelvig
heid van den eigendom, d.w.z. de identificatie van het object der transactie.
Elke persoon draagt een naam, heeft een geboortedatum, een woonadres, een
beroep en is dus te identificeeren. Maar hoe is het onroerend goed terug te
vinden, dat in een akte het object der transactie was en vooral, wat was zijn
juiste begrenzing en oppervlakte?
Voorbeelden volgen dan van die aanduiding van het object in oudere akten:
„een partij zaailand, palende Noord aan X enz."
Heden ten dage heeft, volgens den S. „het Kadaster deze leemte aanmerkelijk
verholpen echter de wet schijnt niet te eischen aanduiding met de jongste en
juiste kadastrale gegevens in de notarieele akten.
Na eenige opmerkingen over het nut van zichtbare afpaling, over het veel
voorkomen van grensoverschrijdingen door overploegen en wat dies meer zij
(alles voor ons geen onbekende klanken) wordt opgemerkt, dat de kwestie der
nauwkeurige begrenzing een vraagstuk is van openbare zekerheid, van vreed
zaamheid der onroerende bezittingen en aldus van sociale orde.
Uit het Recueil Méthodique worden de bekende artikelen 107, 703, 1142 en
1143, 1144 geciteerd en opgemerkt dat juridisch de opmaking van het Kadaster
als „Res inter alios acta" moet worden beschouwd.
Na den oorlog zijn Eupen en Malmédy aan België gekomen met hun grond
boeken, die juridisch waarde hadden. Scherp merkt de S. op, dat deze admini
stratie te mooi was naast het fiscale Belgische stelsel en dat daarom dus werd
besloten deze boeken niet langer a jour te houden, waardoor de bevolking aldaar
reeds spoedig de nadeelige gevolgen hiervan zal hebben te dragen.
Om in België den toestand te verbeteren noemt de S. 2 middelen: