5 gewikkelder. Hier wordt het tempo van de oriënteering van de buitenrichting tusschengeschakeld, van welk tempo men ook weer de middelbare fout moet kennen. Vrijwel hopeloos wordt de zaak bij een wat ingewikkelde trian gulatie. Punt A is uit binnenrichtingen bepaald. Tevens zijn in de rondmeting op A twee buitenrichtingen naar B en C meegenomen. Na de vereffening van A, die we willen onderstellen zoo streng mogelijk te hebben uitgevoerd, wordt B vereffend, waar de voor- waartsche richting uit A bij wordt gebruikt. Hiervoor moest deze richting worden georiënteerd. Na de vereffening van B, moet de oriënteering van A weer worden gewijzigd om straks C te kunnen vereffenen. Groote moeilijkheden dus, die bijna niet kunnen worden opgelost, tenzij men A, B en C tegelijk zou vereffenen. Zoo kan men langen tijd doorgaan met het opsommen van on volkomenheden in de methode van werken en kan men zich de vraag stellen, of het dan niet totaal zinloos is wat men doet. In zeker opzicht ja en in ander opzicht neen. Het antwoord is neen, indien men zich op het standpunt stelt, dat men een methode be hoeft om op eenduidige wijze tot de coördinaten van een punt te geraken en deze methode geen andere verdiensten wenscht toe te kennen. Het antwoord is ja, als men theorieën wil gaan vast- knoopen aan verkregen middelbare fouten, zich hallucinaties maakt over de strengheid, spreekt van „meest waarschijnlijke" ligging van het punt e.d. Uit het bovenstaande volgt onmiddellijk, dat de gevolgde methode niet de alleen zaligmakende behoeft te zijn. Elke andere methode, die plausibel is en tot practische resultaten voert, is goed. Het cri terium ligt eenvoudig op het terrein van de practijk. De bestaande methode heeft, afgezien van de niet-strengheid, die verder elke practische methode evenzeer zal moeten hebben en die wij dus buiten beschouwing laten, het bezwaar van niet plooibaar te zijn. Men kan er moeilijk logische correctieven op aanbrengen en evenmin ziet men gemakkelijk wat men precies doet. De essen- tieele invloed van elk der gegeven punten b.v. op het eindresultaat is moeilijk te beoordeelen. Het in rekening brengen van een om standigheid als de meer of minder goede zichtbaarheid of van de nauwkeurigheid van de gegeven punten is moeilijk en bovendien is het feit, dat men een folioblad papier met getallen moet volschrij ven om tot een bedrag van enkele centimeters correctie in de coör-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1936 | | pagina 5