63
Instrumentenfonds van ƒ100.— te brengen op 50.—. Verschil 50.—. De aldus
vrijgemaakte 75.- kunnen voor bovenbedoelde contributie gebruikt worden. De
begrooting en rekening worden daarna aangenomen.
6. Met het oog op de aanstelling van ongeveer 20 civiel-landmeters op ar
beidscontract bij het Kadaster, wordt besloten het aanschaffen van instrumenten
uit te stellen tot over twee jaar.
7. Bestuursverkiezing. Aangezien geen andere candidaten voor de Bestuurs
functie waren opgegeven, worden de heeren B. de Boer (voorzitter) en P.
Ilmer (penningmeester) als zoodanig gekozen verklaard; de heer G. F. W i 11,
Maliesingel 62, Utrecht, wordt herkozen als secretaris.
8. Als plaats van bijeenkomst van de volgende Alg. Vergadering wordt
Amsterdam gekozen.
9. Rondvraag. De heer Van den Hoonaard vraagt, of nu de propa
ganda, te voeren door de Ver. ten behoeve van de leden, stopgezet zal worden.
De heer Van der Molen acht het niet wenschelijk, de propaganda voort te
zetten, daar er nu toch geen landmeters genoeg zijn, die particulier werk ver
richten.
De heer Van der Molen bespreekt de instelling van een centraal teeken
bureau. Déze kwestie is echter niet urgent.
De heer W i 11 dankt de aftredende bestuursleden voor hun samenwerking
gedurende den tijd, dat hij met hen in het Bestuur zat.
Besproken wordt een brief van den heer Cornelissen, waarin o.a. het
denkbeeld geopperd wordt een' eigen bibliotheek op te richten. De vergadering
stemt hiermee in.
De heer Witt doet een voorstel, een Huishoudelijk Orgaan in te stellen,
dat tweemaandelijks zal verschijnen. De vergadering gaat hiermee accoord.
Besloten wordt, den heer A. N. Hamelberg, ingenieur-verificateur van
het Kadaster te Arnhem, bij zijn afscheid van het Kadaster, te bedanken voor
datgene, wat hij voor de civiel-landmeters in zijn divisie en voor de particuliere
landmeters in het algemeen, als lid van de Commissie-Schermerhorn, heeft ver
richt
Na de pauze, waarin aan een gemeenschappelijken koffiemaaltijd werd deel
genomen, welke een geanimeerd verloop had, hield de heer W. Smit, land
meter van het Kadaster te Amsterdam en lid van de Commissie-Schermerhom,
een voordracht, welke tot onderwerp had:
De mogelijkheden van de landmeetkunde in het algemeen en van de particu
liere landmeetkunde in het bijzonder, op grond van de beginselen, zooals deze in
het Rapport-Schermerhorn zijn vastgelegd.
In zijn inleiding zette spr. uitvoerig uiteen, dat er bij de invoering van het
Kadaster in Nederland twee omstandigheden zijn geweest, welke grooten in
vloed hadden op de latere ontwikkeling van de landmeetkunde hier te lande en
wel in de eerste plaats, dat de omvang van het werk van dien aard was, dat de
landmeetkunde niet meer als voorheen een bijzaak was, maar de geheele levens
taak van de landmeters eischte; en in de tweede plaats, dat het Kadaster een over
heidsinstelling werd, waardoor de landmeters, die de bijhouding hadden te ver-