67
Nederlandsche Landmeetkundige Federatie.
STATUTEN.
Bij de beantwoording merkte spr. o.a. op, dat na afloop van den stagetijd een
examen niet noodig is, daar er rapport betreffende den aan te stellen btg. land
meter wordt uitgebracht door den ingenieur-verificateur, bij wien hij gedurende
die periode werkzaam was. Bovendien zorgt het maatschappelijk leven wel voor
een zorgvuldige schifting.
Verder merkte spr. op, dat de btg. landmeter altijd vrij is wel dan niet met
het Kadaster samen te werken. Maar werkt hij samen met het Kadaster, dan
moet hij zich aan de gestelde voorschriften onderwerpen. Acht hij samenwerking
met het Kadaster economisch niet verantwoord, dan kan hij dit achterwege laten.
Spr. meende, dat bij goed geleverd werk door den btg. landmeter en appre
ciatie van het publiek van dit nieuwe instituut, de Regeering er alles op zal
zetten, het instituut ingeburgerd te krijgen. De landmeter van het Kadaster moet
niet systematisch tegenwerken. Mocht tegenwerking plaats vinden, dan zal de
Regeering toch dit instituut invoeren, hetzij dan geforceerd.
Bij deze causerie waren o.a. aanwezig de heeren mr. H. I w e m a, administra
teur aan het Departement van Financiën, prof. J. M. T i e n s t r a en H. van
H o e c k e als vertegenwoordiger van de Belgische Maatschappij van Land
meters.
G. F. WITT.
NAAM, DOEL EN MIDDELEN.
Art. 1. De vereeniging draagt den naam van Nederlandsche Landmeetkun
dige Federatie (Bond) en is gevestigd te 's-Gravenhage.
Art. 2. De Federatie is aangegaan voor een tijdvak van 29 jaar, 10 maan
den en 10 dagen, te rekenen van den dag der oprichting af, zijnde 20 Februari
1936, en eindigt derhalve 31 December 1965.
Art. 3. Het doel van de Federatie is:
1. de bevordering van de wetenschap der landmeetkunde in den uitgebreidsten
zin;
2. de behartiging van de daarmede samenhangende maatschappelijke belangen;
3. de behartiging der algemeene belangen van de beoefenaren der landmeet
kunde.
Art. 4. De Federatie tracht, voor zooveel noodig in samenwerking met andere
lichamen, dit doel te bereiken door:
1. het houden van een Jaarlijksch Congres;
2. het in studie nemen of doen nemen van de onderwerpen betreffende de in
art. 3 aangegeven doelstelling;
3. het uitgeven, doen uitgeven of het ondersteunen van het uitgeven van tijd
schriften of andere publicaties;