88 M.a.w. hoewel art. 626 begint met te zeggen, dat de eigendom van den grond bevat dien van hetgeen op en in den grond is, blijkt dat dit is een vermoeden, dat wijkt voor het bewijs van het tegen deel, nu de wet zelf al eenige uitzonderingen op den regel geeft (H.R. 13 Febr. 1891 W. 5993, 25 Maart 1892 W. 6166, 1 Febr. 1901 W. 7559). De tegenstanders van verdiepingseigendom in ons recht, zooals b.v. Opzoomer, Fruin, Gratema, Fockema leiden juist uit het weglaten van art. 664 Code af, dat men terug wilde keeren tot het Oudhollandsche recht. Art. 762 B.W. kent volgens hen geen „eigendom" toe aan den opstalhouder, maar de grondeigenaar mag niet worden verrijkt en daarom treedt hij pas in den eigendom van den opstal als hij den opstaller de waarde heeft vergoed. Welk recht de opstaller dan op zijn zelfgebouwde huis heeft, wordt in het midden gelaten. Ook heeft de Hooge Raad eens beslist, dat de opstaller, die af stand doet van zijn recht en voor de gebouwen een som bedingt, geen koopovereenkomst sluit en dus geen „eigendom" overdraagt. Deze schrijvers zien de bepalingen van artt. 681 en 685 als regelingen om te voorkomen mogelijke belangenconflicten. De artt. 1185 en 1186 worden dan zoo uitgelegd dat de huurder de vruchten mag oogsten en dat de verhuurder in dit „recht" treedt als hij van zijn voorrecht wil gebruik maken, zonder dat dus van een afzonderlijk eigendomsrecht van grond- en wortelvaste vruch ten bij twee verschillende personen kan worden gesproken. Bij de gevallen van een kelder onder buurmans huis is er sprake van twee accessies, die met elkaar botsen, n.l. die van den grond met wat er op is gebouwd en die van de zaak met een deel er van (nl. het buurhuis met zijn kelder), waarbij dan de accessie van art. 643 voorgaat boven die van art. 656. Echter uit het feit dat mijn kelder onder buurmans huis mijn „eigendom" is, volgt dat er dus wel horizontale afscheiding van den eigendom mogelijk is in ons recht. Fockema en anderen zijn echter van meening, dat hieruit niet moet worden afgeleid de mogelijkheid van verdiepingseigendom, omdat dit een abnormaal verschijnsel is, dat ons recht niet kent en niet wilde kennen blijkens het weglaten van art. 664 Code en dat dus zeker niet behoort te worden aangemoedigd.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1936 | | pagina 86