96
3e verdieping 10/56 gemeenschap. 357/54
4e 9/56 -
5e 8/56 365/198
Ik geloof niet, dat hiermede aan de bestaande voorschriften ge
weld wordt aangedaan en zoo ziet men met één oogopslag, dat
op de gelijkvloersche verdieping met de accessoria 2 inschrijvingen
rusten.
Ik kom dus tot de conclusie, dat ons huidige recht geen hinder
palen in den weg legt aan den verdiepingseigendom en dat ook de
juridische levering noch het bezwaren van zoo n eigendom op moei
lijkheden zal stuiten.
Waarmee echter niet gezegd wil zijn, dat ik de invoering te
onzent van het hier onbekende instituut met onverdeeld genoegen
zou zien.
Vele burenruzies tusschen de huurders van verdiepingen vin
den nu een einde, omdat een of meer deelnemers verhuizen, maar
hoe als men eigenaar is van de verdieping en niet zoo gauw een
kooper kan vinden? En hoe groot zal dan niet de invloed zijn van
een nurkschen verdiepingseigenaar, die zijn buren plaagt en hun
woningen onverkoopbaar maakt?
Men denke verder niet gering over de wrijvingen, die kunnen
ontstaan bij het beheer der gemeenschappelijke gedeelten, al heeft
men nog zoo'n fraai reglement en nog zoo'n voortreffelijken con
cierge en gerant, welke laatste persoonlijkheden ik tot hiertoe stil
zwijgend voorbij ging, maar wien een zeer groote rol is toebedeeld
in het bestaan der verdiepingseigenaren.
Niet onbegrijpelijk is daarom het opnemen van par. 1014 in het
Duitsche B.W. dat den verdiepingseigendom verbiedt, wat men
eveneens in het Zwitsersche wetboek vindt.
Het Nederlandsche ideaal van het eigen eengezinshuis met tuin
en op zijn hoogst lastige buren gelijkvloers, lijkt mij te verkiezen
boven de Fransche verdiepingsidylle, waar deze figuren en niet
te vergeten hun echtgenooten, ook nog boven en onder iemands
eigen woning kunnen voorkomen.
Geraadpleegde litteratuur:
Ch. L. Julliot. Traité formulaire de la division des maisons par étages
et appartements. (Parijs 1927)
M. Planiol et G. R i p e r t. Traité pratique de droit civil francais.
(Parijs 1926)