9 were relatie tusschen het probleem en de grafische vereffening, dan in het meer algemeene geval, waarop boven werd gedoeld. Voor het opstellen van een grafische vereffeningsmethode moeten derhalve in elk geval drie onderdeelen bekeken worden. Deze zijn: A. de constructie van de foutenfiguur, B. de reductie (voor het geval van 3 onbekenden), C. de eigenlijke vereffening. Als 4e. punt moet nog beschouwd worden de constructie van grootheden, die de nauwkeurigheid van het resultaat aangeven, of, zoo men dit niet wil, moeten er regels gegeven worden om te be- oordeelen hoe de foutenfiguur er uit mag zien, opdat men verzekerd kunne zijn van een toelaatbare onnauwkeurigheid in het resultaat toleranties Met bovenstaande regelen moge de poging, straks voor een gra fische vereffeningsmethode de aandacht van de lezers te vragen, voldoende gemotiveerd zijn. De omstandigheid, dat het hier geldt een soort stelling nemen tegen een ingewortelde werkwijze, moti- veere de lengte van deze inleiding. (Wordt vervolgd.) Oplossen van normaalvergelij kingen. Voor het oplossen van normaalvergelijkingen met de reken machine zijn verschillende methoden uitgedacht, die echter niet al tijd en in alle omstandigheden gelijkwaardig zijn. Indien het aantal normaalvergelijkingen groot is, is de methode door Cholesky aangegeven, zeer aan te bevelen. Deze methode werd toegepast bij de gelijktijdige vereffening van 5 punten in Nijmegen, hoofdpunten, van waaruit een dertigtal nieuwe punten in Nijmegen waren ingesteld. Er waren voor de ge zamenlijke vereffening van deze 5 punten 89 correctievergelijkin gen, waaruit dus 10 normaalvergelijkingen werden samengesteld. De overzichtelijke werkwijze van Cholesky geeft hiervan een vlotte en elegante oplossing. Men vindt deze methode beschreven in dit Tijdschrift, jaargang 1930, bladz. 149 en volgende, door den heer H. F. van Riel. A. J. H. M e e r t e n s, landmeter van het Kadaster te Amsterdam.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1936 | | pagina 9