10 -= 124 meters en tot 200 m nog de halve, resp. heele centimeters geschat worden, waar door met behulp van de afstandsstreep 1 100 binnen een bereik van 200 m nog tot op 0,2 a 1,0 m nauwkeurig gemeten kan worden. Zelfs bij niet bijzonder gunstige weersomstandigheden kan een stang van 20 cm dikte op een afstand van 10 km nog tegen den grauwen hemel waargenomen worden. Fig. 3. De afstandsstreep, die in kijkerstand I het laagste haakpunt aanwijst, is door een pijl gekenmerkt. Stelt men deze streep op het punt N van de baak in, dan kan de middelstreep met constante 200 en de andere afstandsstreep met con stante 100 gebruikt worden. Zoo leest men in fig. 2 af: 23,4 m (contröleaflezing bij de middelstreep 11,7X2 m). De kijker kan doorgeslagen worden over objectief en oculair en is dus ge-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1937 | | pagina 124