133
komstige rechtsgevolgen als de daarin van toepassing verklaarde
wetsbepalingen, terwijl de hierin aangewezen autoriteiten, colleges
en ambtenaren op overeenkomstige wijze hunne medewerking ver-
leenen.
Art. 3 voegt een nieuwe benoemde overeenkomst aan ons rechts
systeem toe, echter zonder dat hierbij eenige toelichting wordt ge
geven over den aard van de overeenkomst.
Uit de artt. 3 tot en met 5, uit het woord „mogen" in het le lid
van art. 6 voorkomende en ook uit het V. V. en de M. v. A. is af
te leiden, dat men het mogelijk acht, dat een zoodanige overeen
komst (afgekort Rvk O) tot stand komt zonder eenige overheids
bemoeiing.
Op de feiten genoemd in art. 3 „samen te voegen, de verkregen
massa te verkavelen en de kavels onder elkander te verdeelen" past
het juridische begrip „Scheiding".
De verkrijging der nieuwe kavels zou dan zijn toedeeling uit de
massa. Is die toedeeling hier dan ook gedacht als declaratief en niet
als translatief?
Nergens wordt met zooveel woorden over deze vraag gesproken.
Echter uit de M. v. A. is een argument te putten voor de beant
woording in eerstgemelden zin. Immers eerst als partijen krachtens
art. 6 de Overheid als medepartij aan hun Rvk O binden, acht de
Minister publicatie van de overeenkomst noodzakelijk.
Het is wel zeer te betreuren, dat niet terstond duidelijk is voor
geschreven, dat van elke Rvk O een akte moet worden opgemaakt
en ten hypotheekkantore in de openbare registers overgeschreven.
Hoe onbevredigend dit ook moge schijnen, zoolang werkelijk
grond wordt ingebracht en terug ontvangen blijft er aanleiding om
aan scheiding van een gemeenschappelijk gemaakten boedel te
denken.
Hoe echter, als krachtens art. 5 één of meer partijen toetreden
tegen inbreng van geld of uittreden tegen beding van een geld
som? In dit geval zal men terstond moeten denken aan een koop
overeenkomst.
Volgt dan daaruit, dat nu wél publicatie van de Rvk O ex art.
671 B.W. noodig is?
De M. v. A. schijnt ook dan publicatie niet noodig te vinden.
Of is men van de veronderstelling uitgegaan, dat steeds art. 6