173
gischen Congo, waar men gedeeltelijk het Torrensstelsel heeft ingevoerd. Als
het artikel in zijn geheel is gepubliceerd, hopen we er op terug te komen om het
te vergelijken met den toestand in Nederl. Indië, in verband met de rechten
op den grond, mogelijk voor de verschillende bevolkingsgroepen.
In sommige nummers vindt men ook aandacht gewijd aan het vraagstuk van
de civiel-landmeters in ons land en wat er met het rapport-Schermerhom zal
gebeuren. Een en ander omdat men het van belang acht voor de leden van het
Verbond.
Res ei Jura Immobilia (1937, 1 en 2) bevat een belangwekkende beschouwing
van Me. H i 1 b e r t over Le droit de Co-Propriété. Hier wordt gepubliceerd een
gedeelte van zijn nieuwste nog niet verschenen werk over Verdiepingseigendom,
dat we ons voorstellen te bespreken, zoodra het in ons bezit zal zijn gekomen.
In hetzelfde nummer is H. van Hoecke aan het woord over den Atlas
des chemins vicinaux, waarbij hij maatregelen voorstelt om deze te verbeteren,
wat zeer noodig schijnt te zijn.
Ook vindt men in dit nummer eenige rechterlijke uitspraken over den ge-
meenen muur en de verhooging er van.
In de aflevering 1937/3 en 4 komt een artikel voor van H i 1 b e r t, met teeke-
ningen toegelicht, over den gemeenen muur, die diende tot afscheiding van
tuinen en vervangen wordt door een hoogeren en zwaarderen muur, die zijgevel
is van een nieuw gebouw. De schrijver concludeert o.m., dat de oude grens
(midden muur) op den grond niet wordt verplaatst, hoewel de muur daarboven
in een zeer ingewikkelden eigendomstoestand verkeert.
De Nos. 3508/3511 W.P.N.R. bevatten een uitvoerige studie van de hand van
Prof. Scheltema, getiteld: De zoogenaamde intellectueele valschheid van
akten.
In een helder betoog wordt eerst de vrije materieele bewijskracht van het ge
schrift niet-akte, daarna de verplichte materieele bewijskracht van de akte uit de
bepalingen van het B. W. afgeleid en de opvatting, dat de akte slechts formeele
bewijskracht zou hebben, verworpen.
Ten aanzien van de authentieke akte komt de schrijver tot de conclusie, dat
daar 2 soorten materieele bewijskracht vallen te onderscheiden, n.l. die van het
ambtelijke relaas, geldend tegenover iedereen, en die van de partijverklaring, gel
dend tusschen partijen.
Bij de onderhandsche akte is dan alleen van de laatste bewijskracht sprake.
Tegenbewijs is in ons recht steeds mogelijk, dus ook tegen de akten of geschrif-
ten-niet-akten, en wel met alle middelen rechtens nu art. 1934 B. W. is afge
schaft. Tegenbewijs is dus mogelijk, dat de gerelateerde verklaringen niet met
de waarheid strooken.
Nu was vroeger art. 1934 een bezwaar voor dit tegenbewijs, omdat dit ge
tuigenverklaringen tegen den inhoud van de akte verbood.
Om dit toch mogelijk te maken werd de zgn. intellectueele valschheid uitge
vonden, omdat dan de valschheidsprocedure kon worden toegepast, waarbij wel
getuigenbewijs is toegelaten.