175 Volgens den schrijver is het algemeen beheer van privaatrechtelijken aard. Het materieel beheer omvat niet anders dan de zorg voor de bestemming ten openbaren dienste en is dus van publiekrechtelijken aard, wat ook volgt uit ver schillende geciteerde wetten (Waterstaatswet met Reglementen, Rivierenwet, Kring enwet) Deze wetten bestrijken ook zaken niet tot het domein behoorende, maar eigen dom van particulieren. Verleent de Staat hier dus vergunningen om af te wijken van bepaalde regelen (b.v. bouwen binnen een verboden kring), dan handelt het Staatsorgaan niet namens den Staat als eigenaar, oefent geen domeinbeheer uit. Minder juist is het daarom in dergelijke vergunningen als voorwaarde op te leggen betaling van een bepaald bedrag als erkenning van de eigendomsrechten van den Staat. Als het bedoelde bouwen geschiedt op Staatsgrond, moet behalve de vergunning, met het domeinbestuur een privaatrechtelijke overeenkomst ge sloten worden voor het gebruik van dien grond. In gevallen waarin publiekrechtelijke regelen ontbreken zal een bijzonder ge bruiksrecht bij een privaatrechtelijke overeenkomst, te sluiten door het domein- bestuur, alleen kunnen worden verleend met bepalingen om de bestemming ten openbaren nutte te handhaven. In een slotparagraaf wordt nog een en ander behandeld over de vervreemding van domeinen (Wet 29 Augustus 1848) en de onzen lezers bekende beheers overdrachten. Vermeld moet verder worden een artikel van W. Smit in W.P.N.R. 3520 over de Reorganisatie van den kadastralen dienst, waarin de schrijver tot de con clusie komt, dat het instituut van buitengewoon landmeter van het Kadaster op den voet van het Rapport-Schermerhorn kan leiden tot decentralisatie en tot betere behartiging van de belangen betrokken bij goed landmeetkundig werk en dus van het algemeen belang, waarvoor hij dan de volle medewerking van het Notariaat inroept. In de Nos. 3521 en 3522 treft een bijdrage over het „Nur-Notariat" in Duitsch- land, waar thans een uniforme regeling voor het geheele Reich is ingevoerd en voortaan (na een overgangsperiode) het Notariaat een zelfstandig beroep zal zijn als bij ons en niet meer, zooals nu meestal, een onderdeel van een advoca tuur, dan wel van een rechtersambt. De schrijver, P. H. van der Steen, geeft een duidelijk overzicht van den huidigen toestand, waaruit men met ver bazing zal zien hoeveel verscheidenheid er bestaat op dit gebied. Het Wetsontwerp op de Stichtingen dit jaar ingediend, wordt in Nos. 3523 en 3524 van commentaar voorzien door Mr. Oppenheimer. Wat opge merkt wordt over de eigendomsverkrijging bij het oprichten van de stichting en wel speciaal op welk oogenblik dit oprichten als voltooid moet worden aange merkt en op welken grond, verdient de aandacht. Verduidelijking van het ont werp ter zake schijnt wel noodig te zijn. In No. 3525 handelt Rechtsvraag II weer eens over het servituut van „niet bouwen", dat hier was gevestigd bij verkoop van een strook grond aan den buurman. Deze zette op de nieuwe grens een schutting van 3 meter hoogte en benam zoo alle uitzicht aan den verkooper. Kan deze afbraak van de schutting eischen, nu de plaatselijke bouwverordening onder gebouwen ook „getimmerten"

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1937 | | pagina 175